Spelling werkwoorden H3: Spelling verleden tijd sterke werkwoorden

Welkom klas 1H
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Pak je Chromebook, leesboek, boek Nederlands en je schrift.
Stap 2: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 3: Log in in LessonUp met je eigen naam
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom klas 1H
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Pak je Chromebook, leesboek, boek Nederlands en je schrift.
Stap 2: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 3: Log in in LessonUp met je eigen naam

Slide 1 - Diapositive

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Gisteren (bewegen) de leerlingen van klas 1H tijdens LO.

Slide 2 - Question ouverte

Wat gaan we doen?
Leerdoel: Ik kan de verleden tijd van sterke werkwoorden goed spellen.
Hoe gaan we dat bereiken?
  • Lezen (10 min.)
  • Nakijken huiswerk + huiswerkcontrole
  • Herhalingsoefening: Sterk of zwak werkwoord?
  • Uitleg: Zo spel je sterke werkwoorden in de verleden tijd.
  • Oefening: Spel de juiste vorm van de werkwoorden
  • Huiswerk: in je schrift:  opdracht 1, 2 en 3.

Slide 3 - Diapositive

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

      Nakijken in Classroom
1. Huiswerk nakijken.
2. Ondertussen huiswerkcontrole
3. Ben je klaar? Lees de theorie door en ga alvast werken aan het huiswerk op blz. 96+97: opdr 1 t/m 3
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Waar of niet waar? Sterke werkwoorden hebben niet de kracht om van klank te veranderen in de verleden tijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Sterk of zwak?
stert ww.
zwak ww
bidden
fietsen
worden
zijn
hebben
schrijven
lachen
dansen
sterk werkwoord
zwak werkwoord

Slide 7 - Question de remorquage

Hoe spel je sterke werkwoorden in de verleden tijd?
Sterk werkwoord: Een werkwoord dat van klank verandert in de verleden tijd. Voorbeeld: Bewegen -> bewogen.

Deze werkwoorden moet je in je hoofd stampen. Er zijn geen regels voor. 

Slide 8 - Diapositive

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Mick (zoeken) vanmorgen naar zijn sleutels en kon ze niet vinden.

Slide 9 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Hij (zeggen) daarstraks tegen mij dat hij wel wat wil gaan eten.

Slide 10 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Wat (willen) hij gisteren nou doen?

Slide 11 - Question ouverte

Aan het werk
Maken: Opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 96 en 97.
Let op: Dit is de laatste stof die je krijgt.
De spellingstoets is vrijdag 10 maart.
Dinsdag 7 maart = oefentoets. Zorg ervoor dat je je goed voorbereidt door de stof goed te leren en vragen op te schrijven die je nog moeilijk vindt.

Slide 12 - Diapositive

Leerstof
Wat moet je leren?: Theorie op blz. 32, 34, 36, 62, 64, 66, 94 en 96.

Naast de leerstof moet je de leerdoelen ook halen!


Slide 13 - Diapositive

Leerdoelen: Wat moet je kunnen
  • Verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen
  • Informatie over het woordgeslacht correct gebruiken om de verwijswoorden deze, die, dit en dat correct te gebruiken.
  • Hoofdletters, punten, komma's, vraagtekens en uitroeptekens correct gebruiken
  • Verkleinwoorden correct spellen
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd correct spellen
  • Persoonsvorm verleden tijd van zwakke en sterke werkwoorden correct spellen
  • Woorden in het meervoud die eindigen op -ee en -ie correct spellen.
  • Woorden in het meervoud die eindigen op -en correct spellen.
  • Woorden met au en ou correct spellen.

Slide 14 - Diapositive