Neue Kontakte Kapitel 9

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Woche 21

Stunde 2

Wiederholung Kapitel 9: Einkaufen

Lesdoelen

- Je hebt hoofdstuk 9 herhaald.

- Je weet wat de proefwerkstof voor hoofdstuk 9 is.

- Je kunt de grammatica toepassen.

- Je kunt de woordenschat actief gebruiken.

Wann hast du das letzte Mal eingekauft? Und was hast du gekauft? Antworte auf Deutsch!

Weten jullie het nog?

Grammatik Kapitel 7:

- Het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de vierde naamval

- De voorzetsels in de vierde naamval

Noteer de 6 voorzetsels van de vierde naamval.

Durch

Für

Ohne

Um

Bis

Gegen

Door

Voor

Zonder

Om

Tot

Tegen

Grammatik Kapitel 9

- Het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de derde naamval

- De voorzetsels met de derde naamval

Sleepvraag

Verbind in de volgende dia de Nederlandse persoonlijke voornaamwoorden met de Duitse persoonlijke voornaamwoorden in de derde naamval.

Ik

Jij

Hij

mir

Dir

Ihm

Ihn

Dich

Mich

Noteer de voorzetsels van de derde naamval

Wat gebeurt er nadat je een voorzetsel van de derde naamval tegenkomt?

Das Buch wurde (door hem) ____________ geschrieben.

Ich bin (na u) __________ an der Reihe.

Ich gehe morgen (met hem) ___________ shoppen.

Kann ich Mittwoch (met jullie) __________ mitfahren?

Ich bin noch nie (bij jou) _________ zu Hause gewesen.

Woordenschat Nederlands-Duits

Geef in het volgende onderdeel de Duitse vertaling.

Ich mag (brood) _______ mit (ham) ________.

(Hoeveel geld) ___________ hast du dabei?

Möchten Sie (contant) ________ oder (pinnen)__________?

Das macht (samen) _________ dreizehn (euro) _______ und zehn (cent) _____________.

Het bolletje

1. Das Bällchen
2. Die Kugel
3. Der Kugel
4. Die Bällchen

De taart

1. Das Kuchen
2. Die Kuchen
3. Der Kuchen
4. Des Kuchens

De groente

1. Das Gemüse
2. Das Obst
3. Der Obst
4. Der Gemüse

Woordenschat Duits-Nederlands

Welk woord past er in de zin?

Ich bekomme jeden Monat Taschengeld/Gürtel.

Viele Gutscheine/Sachen nehme ich nicht mehr mit.

Ich trotzdem/bekomme 8 Euro in der Woche.

Ik heb me al goed voorbereid op het proefwerk van volgende week.

Ja

Nee

Proefwerkstof: 

Woordenschat blz. 132 (deze woorden moet je in het Duits kunnen schrijven).

Woordenschat blz. 132-133 (deze woorden moet je van het Duits naar het Nederlands kennen - bijvoorbeeld: wat is "der Grund" in het Nederlands?)

Grammatica A + B blz. 114-119 + 133-134

Bereid je nu verder voor op het proefwerk. Komende maandag krijgen jullie een proeftoets.