Thema 6_les 1 en 2

Les 1
Evalueren, analyseren of interpreteren?


1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Les 1
Evalueren, analyseren of interpreteren?


Slide 1 - Diapositive

Evalueren, analyseren of interpreteren?
  1. De film Pietje Bell is soms er grappig, maar het verhaal is niet zo spannend.

  2. De film PietjeBell gaat over een straatjongen in Rotterdam die allemaal kattenkwaad uithaalt.

  3. De boodschap van de film Pietje Bell is: ´Wie goed doet, goed ontmoet`.


Slide 2 - Diapositive

Mondjesmaat of overvloedig?
  1. Ik kan me bijna niets meer voor de geest halen uit de tijd dat ik in groep 1 zat.
  2. Onze skivakantie werd beinvloed door het dikke pak sneeuw dat er viel.
  3. Joram vertelt niet veel over zijn hond. Hij maakt af en toe een terloopse opmerking.
  4. In die snoepwinkel heb ik heel veel keuze, dat bevalt mij goed.
  5. Als je verf wilt verdunnen, moet je er een heel klein beetje water bij doen.


Slide 3 - Diapositive

Les 2
Bal jij voet of bal jij volley?


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

mislopen
Oei, oei, oei! Dat...................

Slide 10 - Question ouverte

overgooien
Ik ....... de bal.......

Slide 11 - Question ouverte

overtuigen tt
Je .......... me om mee te doen.....

Slide 12 - Question ouverte

ondergaan
De zon ......... ...........

Slide 13 - Question ouverte

ondergaan
Hij ........... het geplaag .........

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het samengestelde werkwoord? En het gezegde?
  1. Sla dit boek niet zomaar open.
  2. Je doet het niet meer dicht.
  3. Je komt meteen terecht in een stroom gebeurtenissen.
  4. Je maakt kennis met overgetelijke hoofdpersonen.
  5. De schrijver overdrijft alles flink.
  6. Maar dat weerhoudt de lezer niet.


Slide 15 - Diapositive

Zeg de zin op met de juisve vorm van het samengestelde werkwoord.
  1. Dit verhaal _____ de lezer altijd. (bijblijven)
  2. De schrijver _______ het geloofwaardig. (opbouwen)
  3. Hij _________ op geheimen van vroeger. (zinspelen)
  4. Hij ___________ het verhaal overvloedige beschrijvingen. (volstoppen)
  5. Maar hij _____ de lezer niet. (teleurstellen)
  6. Elk stukje ________ je om verder te lezen. (overtuigen)

Welke werkwoorden zijn scheidbaar en welke zijn onscheidbaar?


Slide 16 - Diapositive

Zeg de zin op met de juisve vorm van het samengestelde werkwoord.
  1. Dit verhaal _____ de lezer altijd. (bijblijven)
  2. De schrijver _______ het geloofwaardig. (opbouwen)
  3. Hij _________ op geheimen van vroeger. (zinspelen)
  4. Hij ___________ het verhaal overvloedige beschrijvingen. (volstoppen)
  5. Maar hij _____ de lezer niet. (teleurstellen)
  6. Elk stukje ________ je om verder te lezen. (overtuigen)

Welke werkwoorden zijn scheidbaar en welke zijn onscheidbaar?


Slide 17 - Diapositive

Werkwoordspelling
  • Scheidbaar samengestelde werkwoorden:
    Bij het voltooid deelwoord komt het voorvoegsel tussen de twee delen.

  • Onscheidbaar samengestelde werkwoorden:
    Meestal heeft het voltooid deelwoord geen voorvoegsel. Soms komt het erachteraan (bijv. glimlachen). 

Slide 18 - Diapositive