Formeel en Informeel taalgebruik.

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Formeel taalgebruik
(In welke situatie(s) maak je gebruik van formeel taalgebruik?)

Slide 2 - Carte mentale

Lesdoelen
- Je kunt het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik herkennen. 



Slide 3 - Diapositive

Formeel taalgebruik 
Informele taalgebruik


Slide 4 - Diapositive

Bekijk de afbeelding.
Wordt in dit appgesprekje formele of informele taal gebruikt? waarom?

Zeg je ‘vanaaf’, ‘pls’ en ‘Later!’ in een serieuze situatie of tegen iemand die je goed kent?

Slide 5 - Diapositive

Aan de slag - Werkblad 1
Je krijgt vijf zinnen die je moet lezen. Geef aan of hier gebruikt wordt gemaakt van formele of informele taal. 

Slide 6 - Diapositive

Bespreking - Opdracht 1
Geachte mevrouw, wilt u deze brief spoedig beantwoorden? Formeel
Hé Karel, ga je naar de winkel? Informeel
Ik zou u zeer dankbaar zijn voor het gebruik van de auto. Formeel
Met vriendelijke groet, Formeel
Spreek je later, jongen! Informeel









Slide 7 - Diapositive

Aan de slag - Werkblad 2
Je krijgt een nieuwsbericht waarbij je op zoek gaat naar straattaal

of

Je schrijft een uitnodiging voor een schoolfeest (formeel en informeel)

Slide 8 - Diapositive

Bespreking - Werkblad 2
Nieuwsbericht straattaal - vergelijk jullie antwoorden en bespreek de verschillen.
Uitnodiging voor een schoolfeest - welke voorbeelden van formele en informele taalgebruik komen jullie bij elkaar tegen?




Slide 9 - Diapositive

‘Ik zie ernaar uit om mijn mail in een gesprek verder toe te lichten. Met vriendelijke groet …
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quiz

‘Yo me brada is loesoe!’
A
Formeel
B
Informeel

Slide 11 - Quiz

‘Ik ga je sowieso niet betalen! Je hebt geld zat! (En ik ben een kniepert. )’
A
Formeel
B
Informeel

Slide 12 - Quiz

‘Beste meneer Acer, moeten we voor Nederlands van u ook nog huiswerk maken?’
A
Formeel
B
Informeel

Slide 13 - Quiz

‘U kunt de zakken in de juiste container deponeren.’

A
Formeel
B
Informeel

Slide 14 - Quiz

Het lesdoel heb ik behaald.
(Ik kan het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik herkennen)
Ja
Nee

Slide 15 - Sondage

Schrijf een ding op wat je deze les hebt geleerd en nooit meer vergeet.

Slide 16 - Question ouverte

Stel een vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 17 - Question ouverte

Huiswerk
Bekijk je eigen appjes. 
Kies een appgesprek uit met je vriend of vriendin. 
Staat er in dat gesprek formele of informele taal? 
Je antwoord leg je morgen (mondeling) uit tijdens de les.

Slide 18 - Diapositive