3.1 en 3.3

Welkom!
Nodig:
Laptop (dicht)
Werkboek (B)
Agenda
Etui
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Nodig:
Laptop (dicht)
Werkboek (B)
Agenda
Etui

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
- Weektaak opschrijven
- Opdracht samen maken en bespreken
- Uitleg 3.1 en 3.3 (via lessonup)
- Werken aan de weektaak

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
- Je kunt de begrippen vertelstandpunt, chronologische en niet-chronologische volgorde toepassen op een gelezen tekst. (3.1) 
- Je kunt vaststellen of informatie subjectief is. (3.3)

Slide 3 - Diapositive

Weektaak week 6
3.1 FICTIE opdr. 1 t/m 4, 6, 7 en 9
3.3 LEZEN opdr. 1 t/m 11

Let op: zorg dat je elke les je B-boek en een leesboek bij je hebt!

Alleen deze week nog uitzondering op weektaak online maken.
               Zorg dan wel dat je de klassencode hebt ingevuld!

Slide 4 - Diapositive

3.1 fictie
Pak je werkboek en sla deze open op bladzijde 8. 

We lezen tekst 1. 

Geen B-boek mee? Luister mee of pak een kopietje. 

Slide 5 - Diapositive

Maken
Maak opdracht 2, 3 en 4 van 3.1 fictie (mag ook online). 

Je krijgt 15 minuten. Maak het serieus. Je geeft volledig antwoord op alle vragen. We bespreken het daarna samen (random beurten). 

Niet serieus gemaakt? Vanmiddag extra maken. 
timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

Opdrachten bespreken
Opdracht 2:
a. Wie is de hoofdpersoon van tekst 1?
b. Hoe weet je dat dat de hoofdpersoon is?
c. De ik-persoon gedraagt zich keurig en niet zo keurig. Geef van allebei een goed voorbeeld.
f. Welke vragen roept tekst 1 bij je op?













Slide 7 - Diapositive

Opdrachten bespreken
Opdracht 3:
b. Waarom heeft De Wild zijn boek Wie ik ben genoemd?
e. Tot welk genre horen de boeken van De Wild?

Opdracht 4:
f. Welk cijfer zou je aan tekst 1 geven?
              Laat op je vingers zien!














Slide 8 - Diapositive

Uitleg 3.1 en 3.3
Pak je laptop en log in via www.lessonup.app

Slide 9 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer? 
We kennen drie vertelstandpunten:
  • Vertelstandpunt eerste persoon
  • Verteldstandpunt tweede persoon
  • Wisselend perspectief

Slide 10 - Diapositive

De schrijver vertelt het verhaal vanuit het standpunt van meerdere personages. Je krijgt hun gedachten te lezen. Als lezer kom je zo te weten hoe meerdere verhaalpersonages de gebeurtenissen ervaren.
A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt tweede persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 11 - Quiz

De ik-persoon speelt zelf in het verhaal mee en bij deze ik-persoon ligt het perspectief. Dat betekent dat je zijn of haar gedachten te lezen krijgt.
A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt tweede persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 12 - Quiz

Het perspectief ligt bij één van de personages. Je krijgt de gedachten van dit personage te lezen, waardoor je de gebeurtenissen vanuit hem of haar beleeft.
A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt tweede persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 13 - Quiz

Welk vertelstandpunt heeft het verhaal uit tekst 1?

Mijn regenpak hangt over mijn fiets in het tuinhuis. Mijn jas en broek zijn een beetje nat. Mijn moeder ziet het niet.
A
Vertelstandpunt eerste persoon
B
Vertelstandpunt tweede persoon
C
Wisselend perspectief

Slide 14 - Quiz

Een schrijver kan zijn verhaal met de gebeurtenissen mee vertellen. Dan vertelt hij zijn verhaal
A
Chronologisch
B
Niet-chronologisch

Slide 15 - Quiz

Vaak begint hij zijn verhaal midden in het verhaal en pas later vertelt hij wat er daarvoor gebeurd is, de voorgeschiedenis. Soms begint hij bijna bij de afloop en vertelt hij in de rest van het boek wat er daarvoor gebeurd is. Dan wordt het verhaal niet-chronologisch verteld.


Als een verhaal achteraf wordt verteld, kent de verteller de afloop al en kan hij dus vooruitlopen op de gebeurtenissen. Hij kan heen en weer gaan tussen heden en verleden.

Slide 16 - Diapositive

Wanneer het verhaal in het midden begint en er pas later verteld wordt wat er daarvoor is gebeurd.
A
Niet-chronologisch
B
Voorgeschiedenis

Slide 17 - Quiz

3.3: Betoog
Schrijver geeft zijn mening en licht deze toe met argumenten.

Tekst doel betoog =  overtuigen.

Voorbeelden: ingezonden brief, boekbespreking, filmrecensie

Slide 18 - Diapositive

De vorm van een betoog:
  • Inleiding: de schrijver formuleert zijn mening
  • Kern: hij geeft argumenten voor zijn mening
  • Slot: hij trekt een conclusie of vat het belangrijkste samen

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Lien

Wat is het tekstdoel van een betoog?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
activeren

Slide 21 - Quiz

Voorbeelden van een betoog zijn een ingezonden brief en een filmrecensie.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Objectieve informatie =
A
feiten
B
meningen

Slide 23 - Quiz

objectief of subjectief?

objectief = zonder mening of (voor)oordeel


subjectief = de schrijver geeft zijn mening over iets.

Komt het meest voor in een BETOOG.


Slide 24 - Diapositive

Subjectief
Mening = subjectief
Argument = objectief of subjectief 

De schrijver zegt wat hij vindt.

Slide 25 - Diapositive

Wat is een argument?
A
een bezwaar tegen iets
B
je mening een discussie
C
een uitleg van je mening

Slide 26 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een betogende tekst?
A
een nieuwsbericht
B
een ingezonden brief
C
een reclamefolder
D
een recept

Slide 27 - Quiz

Een betoog bestaat alleen uit subjectieve informatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

In een betoog staat vooral
A
subjectieve informatie
B
objectieve informatie

Slide 29 - Quiz

Argumenten kunnen zowel objectief als subjectief zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz

Kortom
  • Subjectieve informatie = de mening van de schrijver. 
  • In een betoog kan zowel subjectieve als objectieve informatie staan. 

Slide 31 - Diapositive

Aan de slag!
Werken aan je weektaak. 

Klaar? Maak 3.2 gedicht. 

Slide 32 - Diapositive

Functies inleiding 
Aandacht trekken --> de lezer gaat de tekst lezen.

- Onderwerp noemen
- Aanleiding noemen (waarom is de tekst geschreven?)
- Vraag stellen
- Mening geven
- Samenvatting geven

Slide 33 - Diapositive

Functies slot
- Conclusie
- Samenvatting
- Advies
- Waarschuwing

Slide 34 - Diapositive