Digitale tijden groep 5

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 5

We gaan oefenen met de digitale tijd.

Kun jij twee digitale tijden opnoemen? Zie het voorbeeld hieronder:



01:00 & 13:00

Het is 5 uur. Welke twee digitale tijden horen daarbij?

Het is 9 uur. Welke twee digitale tijden horen daarbij?

Het is 11 uur. Welke twee digitale tijden horen daarbij?

Hoe laat is het?
11:30

1. Half 10
2. Half 11
3. Half 12
4. Half 5

Hoe laat is het?
05:20

1. Tien voor half 6
2. Tien over half 5
3. Tien voor half 5
4. Tien over half 6

Hoe laat is het?
08:30

1. Half 8
2. Half 9
3. Half 10
4. 8 uur

Hoe laat is het?
13:10

1. 10 minuten voor 1
2. 10 minuten over 13
3. 10 minuten voor 12
4. 10 minuten over 1

Hoe laat is het?
17:45

1. Kwart over 8
2. Kwart voor 5
3. Kwart voor 7
4. Kwart voor 6

Hoe laat is het?
20:00

1. 6 uur
2. 7 uur
3. 8 uur
4. 9 uur

Op welk moment van de dag is het?
13:00

1. ochtend
2. middag
3. avond
4. nacht

Op welk moment van de dag is het?
05:00

1. ochtend
2. middag
3. avond
4. nacht

Op welk moment van de dag is het?
10:00

1. ochtend
2. middag
3. avond
4. nacht

Op welk moment van de dag is het?
22:00

1. ochtend
2. middag
3. avond
4. nacht

Hoeveel uren heeft een dag?

1. 21 uren
2. 18 uren
3. 6 uren
4. 24 uren

Hoe lang duren de ochtend, middag, avond en nacht. Dus hoe lang duurt zo'n stuk.

1. 3 uren
2. 8 uren
3. 6 uren
4. 10 uren

Hoeveel maanden heeft een jaar?

1. 10
2. 11
3. 12
4. 13

Wat is de tiende maand?

1. augustus
2. september
3. maart
4. oktober