B7: Tijd

rekenen met tijd
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

rekenen met tijd

Slide 1 - Diapositive

Tijd
WELKOM!
Domein: meten en meetkunde

Lesdoel: Je kan berekeningen
maken met tijden en tijdsduur 

Slide 2 - Diapositive

Wat moet je kunnen?
  • omzetten analoog naar digitale (en andersom)
  • rekenen met tijdseenheden (sec, uren, enz.)

Slide 3 - Diapositive

Waar sta je op dit moment met het rekenen met tijd?
A
B
C

Slide 4 - Quiz

Eerst de eenheden van tijd herhalen

Slide 5 - Diapositive

Eenheden van tijd
1 millennium = 1 000 jaren
1 eeuw        = 100 jaren
1 jaar         = 4 kwartalen
1 jaar         = 12 maanden
1 jaar         = 52 weken
1 jaar         = 365 of 366 dagen
1 kwartaal   = 3 maanden
1 kwartaal   = 13 weken
1 week = 7 dagen
1 dag = 24 uren
1 dag = 1 etmaal
1 uur = 60 minuten
1 uur = 4 kwartieren
1 kwartier = 15 minuten
1 minuut = 60 seconden

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo


5,4 uur =
A
5 uur en 40 minuten
B
5 uur en 4 minuten
C
5 uur en 25 minuten
D
5 uur en 24 minuten

Slide 8 - Quiz

Hoe kom je aan het antwoord?

Slide 9 - Diapositive


5,67 uur = 5 uur,
A
60 minuten en 7 seconden
B
40 minuten en 12 seconden
C
16 minuten en 5 seconden
D
67 minuten en 0 seconde

Slide 10 - Quiz

Hoe kom je aan het antwoord?

Slide 11 - Diapositive

rekenen met eenheden van tijd
voorbeeld:
27,4 uren is

1 dag (27,4 - 1x24 = 3,4)
3 uren ( 3,4 - 3 = 0,4)
24 minuten (0,4 x 60 = 24)



Slide 12 - Diapositive

125 minuten = .....uren en ..... minuten

Slide 13 - Question ouverte

220 seconden = .....minuten
en ..... seconden

Slide 14 - Question ouverte

13,9 uren = ....uren en .... minuten

Slide 15 - Question ouverte

5,6 jaren = ....jaren en .... dagen

Slide 16 - Question ouverte

Analoge en digitale klok

Slide 17 - Diapositive

Hulpmiddel

Slide 18 - Diapositive

Hoe schrijf je de digitale tijd?
-'s nachts: 00:00 - 6:00
-'s ochtends: 6:00 -12:00
-'s middags: 12:00 - 18:00
-'s avonds: 18:00 - 24:00

-24:00 en 00:00 is hetzelfde 

Slide 19 - Diapositive

Hoe laat is het?
05:20
A
Tien voor half 6
B
Tien over half 5
C
Tien voor half 5
D
Tien over half 6

Slide 20 - Quiz

Hoe laat is het?
13:10
A
10 minuten voor 1
B
10 minuten over 13
C
10 minuten voor 12
D
10 minuten over 1

Slide 21 - Quiz

Hoe laat is het?
17:45
A
Kwart over 8
B
Kwart voor 5
C
Kwart voor 7
D
Kwart voor 6

Slide 22 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
13:47
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 23 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
05:20
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 24 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
10:10
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 25 - Quiz


Hoe schrijf je kwart voor vier
's middags?

A
15:15
B
15:45
C
16:45
D
3:45

Slide 26 - Quiz


Hoe schrijf je kwart voor acht
's avonds?
A
7:45
B
19:15
C
19:45
D
20:45

Slide 27 - Quiz


Hoe schrijf je kwart voor negen
's ochtends?
A
7:45
B
19:15
C
20:45
D
8:45

Slide 28 - Quiz

Om 20.20 uur begint de film. De film duurt 2 uur en 5 minuten. Hoe laat is de film klaar?

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Lien

Slide 31 - Lien

Klaar? Als je extra wilt oefenen kun je hier verschillende spelletjes vinden. 
Kies het moeilijkste niveau.

Slide 32 - Diapositive

Waar sta je nu met het rekenen met tijd?
A
B
C

Slide 33 - Quiz

Het is tijd om te gaan. Goed gewerkt! Je bent klaar!

Slide 34 - Diapositive