3.4 grammatica les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Welke zinsdelen zitten altijd in een zin?

Wat voor zinsdeel is het onderstreepte deel?
Gisteren ging ik met mijn beste vriendin naar de bioscoop.

1. onderwerp
2. persoonsvorm
3. werkwoordelijk gezegde
4. lijdend voorwerp

Wat voor zinsdeel is het onderstreepte deel?

Vanuit school zijn we naar de stad gefietst.

1. onderwerp
2. persoonsvorm
3. werkwoordelijk gezegde
4. lijdend voorwerp

Wat voor zinsdeel is het onderstreepte deel?

Ik moest aan de conciërge een rekenmachine vragen.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. werkwoordelijk gezegde
4. meewerkend voorwerp

Wat voor zinsdeel is het onderstreepte deel?

Mijn oma heeft mij een step gegeven.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. werkwoordelijk gezegde
4. meewerkend voorwerp

Opdrachten

Maak in overleg opdracht 2 en 3 op blz 110.

Overleg op fluistertoon.

Je hebt voor deze opdrachten 7 minuten.

Dan ben je klaar.

Ik kan praten met iedereen.

1. Schrijf de zin op.
2. Onderstreep de persoonsvorm en zet zinsdeelstrepen.
3. Zet wg boven het werkwoordelijk gezegde (dus ook boven de pv).
4. Vraag: wie (of wat) + wg? Zet o boven het onderwerp.
5. Vraag: wie )of wat) + wg + o? Zet lv boven het lijdend voorwerp.
6. Vraag: aan wie (of voor wie) + wg + o + lv? Zet mv boven het meewerkend voorwerp.

Tekst

In de vakantie ging ik naar het spoorwegmuseum.

1. Schrijf de zin op.
2. Onderstreep de persoonsvorm en zet zinsdeelstrepen.
3. Zet wg boven het werkwoordelijk gezegde (dus ook boven de pv).
4. Vraag: wie (of wat) + wg? Zet o boven het onderwerp.
5. Vraag: wie )of wat) + wg + o? Zet lv boven het lijdend voorwerp.
6. Vraag: aan wie (of voor wie) + wg + o + lv? Zet mv boven het meewerkend voorwerp.
7. Wat blijft er nu over?
   

1. Schrijf de zin op.
2. Onderstreep de persoonsvorm en zet zinsdeelstrepen.
3. Zet wg boven het werkwoordelijk gezegde (dus ook boven de pv).
4. Vraag: wie (of wat) + wg? Zet o boven het onderwerp.
5. Vraag: wie )of wat) + wg + o? Zet lv boven het lijdend voorwerp.
6. Vraag: aan wie (of voor wie) + wg + o + lv? Zet mv boven het meewerkend voorwerp.
7. Wat blijft er nu over? 

Tijdens de zomervakantie willen we op reis naar Italië.

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

• Alle zinsdelen die overblijven nadat je de andere hebt benoemd (pv, o, wg, lv, mv).
• Ze geven antwoord op vragen als Wanneer? Waarom? Hoe? Waar?
• In sommige zinnen staat geen bijwoordelijke bepaling. In andere zinnen staan er soms meer.

Opdrachten

Maak zelfstandig de opdrachten.

Je bent stil aan het werk.

Je bent klaar over 10 minuten.

Maak opdrachten 6 en 7 van 3.4 grammatica op blz 111.

Klaar? Maak opdracht 4 en 5

Wanneer benoem je de bijwoordelijke bepaling?

Staat er altijd een bijwoordelijke bepaling in de zin?

Heb jij steeds het stappenplan gebruikt bij een zin?

Welk zinsdeel vind jij het lastigste om te vinden?