les 6 adjectives (TH)

Welcome back!
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welcome back!

Slide 1 - Diapositive

What's the plan?

- grammar recap
- Grammar questions
- stones
- homework

Slide 2 - Diapositive

Goal
- I can use adjectives in a sentence.
- I can ask for and give my opinion, as well as recommend something.

Slide 3 - Diapositive

What is an adjective?

Slide 4 - Question ouverte

Wat komt er vaak na een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 5 - Question ouverte

Waarvoor gebruik je een 'adjective'?

Slide 6 - Question ouverte

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 7 - Diapositive

Adjectives
*Je zet een bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord.
*Bij sommige zinnen zet je ze achter het werkwoord.
Dit is bij de volgende werkwoorden: 
to be (am, are, is, was ,were, been), to look, to appear, to seem.

Op de volgende slide is een filmpje met uitleg hierover.

Slide 8 - Diapositive

Match the opposite (tegenovergestelde) adjectives
good
lucky
always
quiet
clear
important
untidy
unimportant
never
unlucky
bad
nosy

Slide 9 - Question de remorquage

Look at the adjectives below. Which ones are positive and which are negative?
positive adjective
Negative adjective
fussy
bitchy
caring
bossy
easy going
brave

Slide 10 - Question de remorquage

Als een adjective iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Wat zijn hier dan de adjectives?
wel adjective (bijvoeglijk naamwoord) 
Geen adjective (bijvoeglijk naamwoord)
ugly
dog
extremely
dead
carefully
careful

Slide 11 - Question de remorquage

Kies de juiste plek voor de adjective: 'open':

Did the (A) film (B)have(C)an(D)ending?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 12 - Quiz

Zet de adjective 'red' op de juiste plek in de zin:
He did not see the light.

Slide 13 - Question ouverte

Zet de woorden in de juiste volgorde.
seemed
in class
this afternoon
you
stressed

Slide 14 - Question de remorquage

Zet de woorden in de juiste volgorde.
this morning
cat
my path
crossed
black
a

Slide 15 - Question de remorquage

Stones



Vertaal de zinnen naar het Engels.

Slide 16 - Diapositive

1. Wat vond jij van het publiek?

Slide 17 - Question ouverte

2. De show was schitterend, dus ik was onder de indruk.

Slide 18 - Question ouverte

3. Ik was onder de indruk van de rode loper.

Slide 19 - Question ouverte

4. Ik zou zeker publiciteit kiezen.

Slide 20 - Question ouverte

5. Doe geen moeite om Breaking Bad te kijken.

Slide 21 - Question ouverte

homework
Do:
E: Adjectives.
- ex. 29(abc), 30, 32(ab)
- Slim stampen grammar 5
Study: 
Stone 8
Grammar 5

Slide 22 - Diapositive