DT3A Kapitel 1 Grammatik B Partizip

Donnerstag, den 22. September 2022

Unterricht

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Donnerstag, den 22. September 2022

Unterricht

Slide 1 - Diapositive

wat is een zwak werkwoord?
A
een werkwoord waarvan de klinkers in de verleden tijd niet veranderen
B
een werkwoord waarvan de klinkers in de verleden tijd wel veranderen

Slide 2 - Quiz

zwak werkwoord-voorbeelden in NL

Slide 3 - Carte mentale

maken - gemaakt
spelen - gespeeld
wonen - gewoond
dansen - gedanst
wandelen - gewandeld
machen - gemacht
spielen - gespielt
wohnen - gewohnt
tanzen - getanzt
wandern - gewandelt

Slide 4 - Question de remorquage

Wie mache ich den Partizip (voltooid deelwoord) bei einem schwachen Verb?
1 - ik zoek de stam. Hoe?
hele werkwoord min EN = stam
voorbeeld: stam van machen = mach
2 - Ik plak er "ge" aan het begin en een "t" aan het einde. NOOIT een "d"!



ge + stam + t

Slide 5 - Diapositive

Wat gebeurt er bij werkwoorden met 't' of 'd' als laatste letter van de stam?
warten > stam is 'wart'. Dat betekent dat je in sommige gevallen een 'e' moet toevoegen.
(tegenwoordige tijd: du arbeit-est; er arbeit-et; ihr arbeit-et)
voltooid deelwoord: ge-arbeit-e



ge + stam + et

Slide 6 - Diapositive

Ausnahmen  - uitzonderingen!
telefonieren - stam:  telefonier  Partizip: telefoniert
studieren - stam: studier
reparieren - stam: reparier
trainieren - stam: trainier

Slide 7 - Diapositive

NL werkwoorden die met be-/of ver- beginnen

Slide 8 - Carte mentale

Wat is het voltooid deelwoord van de werkwoorden die jij hebt gevonden in het NL?

Slide 9 - Question ouverte

bezoeken - bezocht
verkopen - verkocht
verzorgen - verzorgd
herinneren- herinnerd
besuchen - besucht
verkaufen - verkauft
versorgen - versorgt
erinnern - erinnert

Slide 10 - Question de remorquage

Hoe wordt dus het voltooid deelwoord van een werkwoord gevormd dat met be- of ver- begint?

Slide 11 - Question ouverte

starke Verben (unregelmäßig)
moet je gewoon leren
vaak hetzelfde als in het NL

Slide 12 - Diapositive

ik heb gehoord
A
ich habe hört
B
ich habe gehört
C
ich habe gehören

Slide 13 - Quiz

jij hebt georganiseerd
A
du hat organisiert
B
du hast georganisiert
C
du hat georganisiert
D
du hast organisiert

Slide 14 - Quiz

Hij heeft Tom begroet.
A
Er hast Tom begrüßt.
B
Er hat Tom gegrüßt.
C
Er hat Tom begrüßt.
D
Er hat Tom begegrüßt.

Slide 15 - Quiz

Jij hebt te veel gepraat.
A
Du hat zu viel geredet.
B
Du hast zu viel geredt.
C
Du hat zu viel geredt.
D
Du hast zu viel geredet.

Slide 16 - Quiz

Heeft zij geantwoord?
A
Hat sie antwortet?
B
Hat sie geantwort?
C
Hat sie geantwortet?
D
Hast sie geantwortet?

Slide 17 - Quiz

wat gebeurt er met werkwoorden die op t of d eindigen? hoe vorm je het voltooid deelwoord?

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive