Studeren met succes

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
SLBMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meedoen met Lessonup
  1. Log in op Lessonup.app
  2. vul de code van de les in (staat op het bord)
  3. vul je voornaam in

Slide 2 - Diapositive

we gaan beginnen met een test, zie volgende sheet
we starten meteen met een opdracht:

Onthoud zoveel mogelijk letterwoorden uit het rechter kader.
Je krijgt 30 seconden.
Schrijf op jouw A-4 alle letterwoorden die je je herinnert.

BBC - PHG - SWS
PXJ - KZQ - YES
VWX - ILZ - WDJ

timer
0:30

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

welke woorden onthouden?

Slide 4 - Carte mentale

Welke letterwoorden kon je het makkelijkst herinneren?

YES - BBC - SWS ??



Slide 5 - Diapositive

Geen toeval , de woorden die je al kende zul je sneller onthouden.
Iets leren doe je niet alleen voor een toets, maar zorgt er ook voor dat je sneller en beter nieuwe dingen kunt bijleren.
Omschrijf hoe jij leert voor een toets

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Lessen "Leren Leren":

Waarom?
Wat komt aan bod?
Les van vandaag:
  • de zin van het leren in relatie tot nieuwe dingen leren
  • de soorten geheugens
  • wist je dat ... over het geheugen
  • het verschil tussen leren en studeren

Slide 7 - Diapositive

waarom: kennis maken en aanleren van effectieve leerstrategieën

aan bod: o.a. werking van het brein / leerstrategieën / toepassen van leerstrategieën

vandaag: de zin van het leren in relatie tot nieuwe dingen leren / de soorten  geheugens / wist je dat ... over het geheugen / het verschil tussen leren en studeren
leren zorgt er ook voor dat je later nieuwe dingen sneller onthoudt!

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe werkt je brein?
Hoe werkt je brein?

Slide 9 - Diapositive

  1. Nieuwe info wordt sneller én beter onthouden als je die kunt koppelen aan iets wat je al weet. (Voorbeeld OMG makkelijker te onthouden als je de betekenis kent).
  2. Wat je weet, bepaalt wat je ziet.
Drie soorten geheugens 

  • zintuigelijke geheugen
  • werkgeheugen
  • langetermijngeheugen

Slide 10 - Diapositive

zintuigelijke; slaat info op uit de omgeving
bewust en onbewust. Je bent je alleen bewust van de prikkels waar je aandacht aan besteed wordt en die worden doorgestuurd naar je werkgeheugen. Daarom belangrijk om werkomgeving rustig in te richten.

Zintuigelijke geheugen

Slide 11 - Diapositive

zintuigelijke; slaat info op uit de omgeving
bewust en onbewust. Je bent je alleen bewust van de prikkels waar je aandacht aan besteed wordt en die worden doorgestuurd naar je werkgeheugen. Daarom belangrijk om werkomgeving rustig in te richten.
Werkgeheugen

Slide 12 - Diapositive

Werkgeheugen gaat aan de slag met de geselecteerde info van het zintuigelijke geheugen. Het kan voor 2 -20 sec maar een beperkt aantal elementen vasthouden, dus is zeer beperkt. Doe je niks met die elementen dan ben je de info kwijt. Voorbeeld; een nieuw telefoonnummer moet je blijven herhalen in je hoofd.
Langetermijngeheugen

Slide 13 - Diapositive

Alles wat je weet, kan en hebt meegemaakt zit opgeslagen in je langetermijngeheugen, dus een opslagplaats. Je bent je vaak niet bewust van de voorkennis die daar zit. Bij nieuwe info kan je je spontaan iets herinneren.
Dus: hoe meer voorkennis over een bepaald onderwerp hoe makkelijker het wordt om nieuwe, gerelateerde info te verwerken en te integreren in je langetermijngeheugen.
Vul in op de goede plek:
*zintuigelijke- *werkgeheugen  *langetermijngeheugen

Slide 14 - Diapositive

langetermijngeheugen

werkgeheugen

zintuigelijke geheugen
Kijk zonder overleg naar deze afbeelding

Slide 15 - Diapositive

Zorg ervoor dat de studenten hun antwoord NIET hardop zeggen!! Ze geven hun antwoord hierna.
leren zorgt er ook voor dat je later nieuwe dingen sneller onthoudt!

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe werkt je brein?
Hoe werkt je brein?

Slide 17 - Diapositive

  1. Nieuwe info wordt sneller én beter onthouden als je die kunt koppelen aan iets wat je al weet. (Voorbeeld OMG makkelijker te onthouden als je de betekenis kent).
  2. Wat je weet, bepaalt wat je ziet.
Drie soorten geheugens 

  • zintuigelijke geheugen
  • werkgeheugen
  • langetermijngeheugen

Slide 18 - Diapositive

zintuigelijke; slaat info op uit de omgeving
bewust en onbewust. Je bent je alleen bewust van de prikkels waar je aandacht aan besteed wordt en die worden doorgestuurd naar je werkgeheugen. Daarom belangrijk om werkomgeving rustig in te richten.

Zintuigelijke geheugen

Slide 19 - Diapositive

zintuigelijke; slaat info op uit de omgeving
bewust en onbewust. Je bent je alleen bewust van de prikkels waar je aandacht aan besteed wordt en die worden doorgestuurd naar je werkgeheugen. Daarom belangrijk om werkomgeving rustig in te richten.
Werkgeheugen

Slide 20 - Diapositive

Werkgeheugen gaat aan de slag met de geselecteerde info van het zintuigelijke geheugen. Het kan voor 2 -20 sec maar een beperkt aantal elementen vasthouden, dus is zeer beperkt. Doe je niks met die elementen dan ben je de info kwijt. Voorbeeld; een nieuw telefoonnummer moet je blijven herhalen in je hoofd.
Langetermijngeheugen

Slide 21 - Diapositive

Alles wat je weet, kan en hebt meegemaakt zit opgeslagen in je langetermijngeheugen, dus een opslagplaats. Je bent je vaak niet bewust van de voorkennis die daar zit. Bij nieuwe info kan je je spontaan iets herinneren.
Dus: hoe meer voorkennis over een bepaald onderwerp hoe makkelijker het wordt om nieuwe, gerelateerde info te verwerken en te integreren in je langetermijngeheugen.
Vul in op de goede plek:
*zintuigelijke- *werkgeheugen  *langetermijngeheugen

Slide 22 - Diapositive

langetermijngeheugen

werkgeheugen

zintuigelijke geheugen
Kijk zonder overleg naar deze afbeelding

Slide 23 - Diapositive

Zorg ervoor dat de studenten hun antwoord NIET hardop zeggen!! Ze geven hun antwoord hierna.
Wat zag je? Een eend off een konijn?
A
Een EEND
B
Een KONIJN

Slide 24 - Quiz

Antwoord is afhankelijk van waar je je aandacht op richt (bek of oren) en aan welke voorkennis je dit koppelt (welke diersoorten ken je met grote bek of lange oren).
Aandacht én voorkennis spelen een rol.
Wist je dat?
  1. Studenten die leerstrategieën inzetten die eigenlijk niet goed werken, zijn zich er niet bewust van dat er veel betere manieren zijn om te studeren. 
  2. Niemand kan multitasken, jij dus ook niet.
  3. Iedereen is een beeld- én woorddenker.
  4. Leren is niet hetzelfde als studeren

Slide 25 - Diapositive

4. om te leren heb je iets of iemand nodig die je aanleert hoe dat moet, een ouder, docent, informatieve tekst.
Daarnaast zal je ook zelfstandig met die leerstof aan de slag moeten, studeren dus.
Studeren = topsport
Tijdens de volgende lessen kom je te weten hoe je je brein kunt gaan gebruiken voor een maximaal resultaat!
wat heb je geleerd over
het brein en leren?

Slide 26 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions