Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
les 1
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Meedoen met Lessonup
Log in op Lessonup.app
vul de code van de les in (staat op het bord)
vul je voornaam in
Slide 2 - Diapositive
we gaan beginnen met een test, zie volgende sheet
we starten meteen met een opdracht:
Onthoud zoveel mogelijk letterwoorden uit het rechter kader.
Je krijgt 30 seconden.
Schrijf op jouw A-4 alle letterwoorden die je je herinnert.
BBC - PHG - SWS
PXJ - KZQ - YES
VWX - ILZ - WDJ
timer
0:30
Slide 3 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
welke woorden onthouden?
Slide 4 - Carte mentale
Welke letterwoorden kon je het makkelijkst herinneren?
YES - BBC - SWS ??
Slide 5 - Diapositive
Geen toeval , de woorden die je al kende zul je sneller onthouden.
Iets leren doe je niet alleen voor een toets, maar zorgt er ook voor dat je sneller en beter nieuwe dingen kunt bijleren.
Lessen "Leren Leren":
Waarom?
Wat komt aan bod? Les van vandaag:
de zin van het leren in relatie tot nieuwe dingen leren
de soorten geheugens
wist je dat ... over het geheugen
het verschil tussen leren en studeren
Slide 6 - Diapositive
waarom: kennis maken en aanleren van effectieve leerstrategieën
aan bod: o.a. werking van het brein / leerstrategieën / toepassen van leerstrategieën
vandaag: de zin van het leren in relatie tot nieuwe dingen leren / de soorten geheugens / wist je dat ... over het geheugen / het verschil tussen leren en studeren
leren zorgt er ook voor dat je later nieuwe dingen sneller onthoudt!
Slide 7 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Hoe werkt je brein?
Hoe werkt je brein?
Slide 8 - Diapositive
Nieuwe info wordt sneller én beter onthouden als je die kunt koppelen aan iets wat je al weet. (Voorbeeld OMG makkelijker te onthouden als je de betekenis kent).
Wat je weet, bepaalt wat je ziet.
Drie soorten geheugens
zintuigelijke geheugen
werkgeheugen (korte termijn)
langetermijngeheugen
Slide 9 - Diapositive
zintuigelijke; slaat info op uit de omgeving
bewust en onbewust. Je bent je alleen bewust van de prikkels waar je aandacht aan besteed wordt en die worden doorgestuurd naar je werkgeheugen. Daarom belangrijk om werkomgeving rustig in te richten.
Zintuigelijke geheugen
Slide 10 - Diapositive
zintuigelijke; slaat info op uit de omgeving
bewust en onbewust. Je bent je alleen bewust van de prikkels waar je aandacht aan besteed wordt en die worden doorgestuurd naar je werkgeheugen. Daarom belangrijk om werkomgeving rustig in te richten.
Werkgeheugen
Slide 11 - Diapositive
Werkgeheugen gaat aan de slag met de geselecteerde info van het zintuigelijke geheugen. Het kan voor 2 -20 sec maar een beperkt aantal elementen vasthouden, dus is zeer beperkt. Doe je niks met die elementen dan ben je de info kwijt. Voorbeeld; een nieuw telefoonnummer moet je blijven herhalen in je hoofd.
Langetermijngeheugen
Slide 12 - Diapositive
Alles wat je weet, kan en hebt meegemaakt zit opgeslagen in je langetermijngeheugen, dus een opslagplaats. Je bent je vaak niet bewust van de voorkennis die daar zit. Bij nieuwe info kan je je spontaan iets herinneren.
Dus: hoe meer voorkennis over een bepaald onderwerp hoe makkelijker het wordt om nieuwe, gerelateerde info te verwerken en te integreren in je langetermijngeheugen.
Wist je dat?
Niemand kan multitasken, jij dus ook niet.
Iedereen is een beeld- én woorddenker.
Leren is niet hetzelfde als studeren. Leren - kennis opdoen door te studeren, te oefenen Studeren - lezen, feiten onthouden, naar school gaan, enz.
Slide 13 - Diapositive
4. om te leren heb je iets of iemand nodig die je aanleert hoe dat moet, een ouder, docent, informatieve tekst.
Daarnaast zal je ook zelfstandig met die leerstof aan de slag moeten, studeren dus.
Studeren = topsport
Tijdens de volgende lessen kom je te weten hoe je je brein kunt gaan gebruiken voor een maximaal resultaat!
Kijk zonder overleg naar deze afbeelding
Slide 14 - Diapositive
Zorg ervoor dat de studenten hun antwoord NIET hardop zeggen!! Ze geven hun antwoord hierna.
Wat zag je? Een eend off een konijn?
A
Een EEND
B
Een KONIJN
Slide 15 - Quiz
Antwoord is afhankelijk van waar je je aandacht op richt (bek of oren) en aan welke voorkennis je dit koppelt (welke diersoorten ken je met grote bek of lange oren).
Aandacht én voorkennis spelen een rol.
Welk dier je eerst ziet, is eigenlijk niet zo belangrijk.
Wat wel veel zegt over je brein, is of je ze allebei kan spotten, en hoe snel je kan 'switchen' tussen de twee.
Slide 16 - Diapositive
4. om te leren heb je iets of iemand nodig die je aanleert hoe dat moet, een ouder, docent, informatieve tekst.
Daarnaast zal je ook zelfstandig met die leerstof aan de slag moeten, studeren dus.
Studeren = topsport
Tijdens de volgende lessen kom je te weten hoe je je brein kunt gaan gebruiken voor een maximaal resultaat!