Voorzetsels met de 4e naamval

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Voorzetsels met de 4e naamval

Lesdoel

- leer de voorzetsels kennen.

- weet wat ze betekenen.

Voorzetsels met de 4e naamval

Er zijn voorzetsels die ervoor zorgen, dat je na dit voorzetsel altijd de vierde naamval moet gebruiken.

Voorzetsels met de 4e naamval

durch = door

für = voor

gegen = tegen

um = om

ohne = zonder

bis = tot

entlang = langs

Je ziet het volgende dan gebeuren in de zin:

– Mein Freund hat für mich Blumen gekauft.

– Ohne ihn war ich komplett nass geregnet!

Ezelsbruggetje 1

Sommige voorzetsels hebben automatisch de vierde naamval bij zich. Deze voorzetsels zijn te onthouden met het ezelsbruggetje DOFEGUB (doof visje): 

D urch 

O hne 

F ür 

E ntlang 

G egen 

U m 

B is

Ezelsbruggetje 2

Deze zin werkt ook:

De Feestelijke Ober Uit Griekenland Eet Bananen. 

=

durch, für, ohne, um, gegen, entlang, bis

Ezelsbruggetje 3

De voorzetsels zijn te onthouden met de zin:

Beer Doodt Geen Oudtjes En Fietst Uren

=

B is, D urch, G egen, O hne, E ntlang, F ür, U m

Persoonlijke voornaamwoorden

Weet jij ze nog?

https://www.educaplay.com/game/3183685-persoonlijk_voornaamwoord_5.html#!

https:

Persoonlijke voornaamwoorden

1e naamval = onderwerp

ik = ich

jij = du

hij = er

 (enk.) zij = sie

het = es

wij = wir

jullie = ihr

(mv.) zij = sie

u = Sie

Persoonlijke voornaamwoorden

4e naamval = lijdend voorwerp

mij = mich

jou = dich

hem = ihn

haar = sie

het = es

ons = uns

jullie = euch

hen = sie

u = Sie

Persoonlijke voornaamwoorden in de 1e en 4e naamval

Vragende voornaamwoorden

1e naamval = onderwerp

wie = wer

wat = was

4e naamval = lijdend voorwerp

wie = wen

wat = was

Oefenen

1 Herr Mayer, können Sie etwas für (mij) ... tun?

1. ihn
2. dich
3. mich
4. euch

2 Selbstverständlich, was kann ich denn für (u) .... tun?

1. Sie
2. sie
3. ihn
4. mich

3 Klaus, nicht alles im Leben dreht um
(jou) ... .

1. mich
2. dich
3. sie
4. es

4 Er liebt seine Frau sehr. Er kann nicht ohne (haar) ... .

1. sie
2. ihr
3. es
4. ihn

5 Wir haben einen lieben Hund. Wir fahren nie in den Urlaub
ohne (hem) ... .

1. es
2. sie
3. ihn
4. ihr

6 Mama, was haben diese Leute gegen (ons) ... ? Wir haben ihnen doch nichts getan?

1. sie
2. euch
3. Sie
4. uns

7 Hallo Sven und Thomas, ich habe eine Nachricht für (jullie) ... .

1. uns
2. sie
3. euch
4. ihn

8 Mach dir keine Sorgen, du bist nicht alleine. Es gibt genug Leute, die sich um (jou) ... kümmern.

1. er
2. dich
3. mich
4. du

9 Nein, du sollst ohne (ons) ... gehen.

1. wir
2. ihr
3. euch
4. uns

10 Und dein Bruder -- was kaufst du für (hem) .... ?

1. er
2. ihr
3. ihn
4. ihm

11 (Wie) ... ist größer? Karl oder Helmut? Ich glaube Helmut ist größer.

1. Wen
2. Wer
3. Was
4. Warum

11 (Wie+4) ... liebst du? Ich liebe Theresa.

1. Wen
2. Wer
3. Was
4. Warum

12 (Wat) ... ist du am liebsten? Pizza!

1. Wer
2. Wen
3. Was
4. Wem

Invullen:

https://www.educaplay.com/game/3183688-persoonlijk_voornaamwoord_6.html#!

https:

Na deze les, 

wil ik...

de uitleg nog 1 keer horen

meer voorbeelden krijgen

meer oefeningen maken

de leerstof thuis nog even bekijken

overgaan naar nieuwe leerstof

nog meer te weten komen over de leerstof

niet meer te weten komen over de leerstof

nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Nog iets anders, namelijk...

Nog iets anders, namelijk...

Hoe vond je 

deze les?

😒🙁😐🙂😃