Week 39 KLAS 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Nederlands klas 1 

Planning deze week:

Les 1: Spelling blok 1 BK: 1.5 + 1.6

Les 2: lezen

Les 3: Spelling blok 2 BK: 2.8

Les 4: lezen

Les 5: Nieuwsbegrip tekst + sleutelvragen

Les 6: Nieuwsbegrip online + huiswerk

Magister Learn

Week 39

Les 1: Spelling BK 1.6

Leerdoelen van deze week:

-je kunt klinkers en medeklinkers herkennen

-je weet wat het verschil is tussen korte klanken en lange klanken;

-je herkent de ik-vorm en de stam van verschillende werkwoorden

-je oefent de woorden met korte en lange klanken met een dictee.

Theorie

-Zien jullie spelfouten in deze advertentie?

-Zouden jullie bijles willen volgen bij Winston?

-Waarom is het belangrijk om goed te spellen?

Klinkers en medeklinkers

In het alfabet staan klinkers en medeklinkers. 

Een klinker kun je altijd gewoon uitspreken. 

Alle Nederlandse klinkers zijn: a, e, i, o en u. 

Een medeklinker heeft een andere letter nodig voor je hem kunt uitspreken: m wordt em, p wordt pee.

Korte klank

Met klinkers kun je korte klanken en lange klanken maken.

In het voorbeeld zie je woorden met een korte klank. Je hoort de klanken a, e, o, u en i kort. Als je klanken kort hoort, schrijf je maar één klinker.

VOORBEELD (woorden met korte klank):

bank, bed, post, put, vis

Lange klank

In het volgende voorbeeld staan woorden met een lange klank. Je hoort de klanken a, e, o, u en i lang. Om te laten zien dat een klank lang is, kun je de klinker twee keer schrijven.

VOORBEELD (woorden met lange klank):

kaart, feest, boot, stuur

Korte en lange klank

Sommige woorden hebben korte en lange klanken.

VOORBEELD (woorden met korte en lange klank):

lantaarn, kantoor, alleen

Theorie

kppr

tmmrmn

zknhs

wnkl

Hoe spreek je deze woorden uit?

Hoe moet het woord eigenlijk gespeld worden?

Wat ontbreekt er aan deze woorden?

Het woord bord heeft een

1. korte klank
2. lange klank
3. korte en lange klank

Het woord eten heeft een

1. korte klank
2. lange klank
3. korte en lange klank

Het woord vuur heeft een

1. korte klank
2. lange klank
3. korte en lange klank

Opdracht in je schrift

Maak twee rijen woorden in je schrift:

korte klank         -      lange klank

Bedenk in 1 minuut 

zoveel mogelijk woorden 

met een korte of lange klank.

Aan de slag: huiswerk!

Zie Magister Learn

Week 39

Spelling

1.5 BK

Maken opdracht:

21 - 22.1 - 22.2 - 22.3 - 23.1 - 23.2 

Les 2: lezen 

Les 3: spelling 1.6 BK + dictee

Stam en ik-vorm

Je hebt geleerd dat een werkwoord een doe-woord is. 

Een werkwoord vertelt je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt.

Als je een werkwoord goed wilt schrijven, begin je bij de stam. De stam van het werkwoord is het hele werkwoord zonder -en. Vaak lijkt de stam op de ik-vorm, maar ze zijn niet altijd gelijk.

Stam en ik-vorm

Wat is de stam van het werkwoord stelen?

1. stel
2. steel
3. stele
4. stelen

Wat is de ik-vorm van het werkwoord stelen?

1. stel
2. steel
3. stele
4. stelen

Schrijf de stam op van praat

Opdracht in je schrift

Schrijf de stam + ik-vorm op van 

de volgende werkwoorden:

groeien - lakken - kammen

stam:             ik-vorm:

Aan de slag: huiswerk!

Zie Magister Learn

Week 39

Spelling

1.6 BK + dictee

Maken opdracht:

25a - 25b - 27 + dictee(28.1 t/m 28.10)

Les 4: lezen 

Les 5+6: Nieuwsbegrip