Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 11 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
De urineblaas heeft als functie opslag van urine
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
welke functie heeft de huid ?
Slide 3 - Question ouverte
Slide 4 - Diapositive
Een injectienaald moet door een aantal huidlagen heen totdat hij bij de bloedvaten terecht komt. Door welke huidlagen moet de naald heen?
Slide 5 - Question ouverte
opslag urine
afgifte warmte
Uitscheiding ureum
productie glycogeen
opslag vet
Urineblaaas
Huid
NIeren
Lever
pijpbeenderen
Slide 6 - Question de remorquage
Welk nummer geeft een talgklier aan?
A
1
B
3
C
5
D
7
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Vidéo
Slide 9 - Vidéo
Lichaamstermperatuur
Normaal: rond de 37 graden
Koorts: HOGER dan 38 graden
Onderkoeling: 35 graden of lager
Slide 10 - Diapositive
Wanneer heeft iemand koorts ?
A
Bij 35 graden
B
Bij 37.5 graden
C
Bij 38,5 graden
D
Bij 36.5 graden
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Vidéo
Cheyenne heeft bloedgroep AB en is resusnegatief. Hoeveel verschillende typen bloedfactoren( antigenen) uit het ABO schema bevinden zich in haar rode bloedcellen?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 13 - Quiz
Rhesusfactor
rode bloedcellen kunnen ook een extra factor bezitten, dan zijn ze resuspositief: A+, B+, AB+, 0+
Slide 14 - Diapositive
Resusfactor
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Soms heeft een kind in de baarmoeder een ander resusfactor dan de moeder. Dit kan gevaar opleveren voor het kind. Is de moeder in dit geval resuspositief of resusnegatief? en het kind?
A
Beide resusnegatief.
B
De moeder is resusnegatief en het kind resuspositief.
C
Beide zijn resuspositief.
D
De moeder is resuspositief en het kind resusnegatief.
Slide 17 - Quiz
Een vrouw bevalt van haar tweede kindje die resuspositief is. Wat had een arts kunnen doen EN wanneer waardoor het kindje geen resus positieve verschijnselen had gekregen?
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Vidéo
Welk woord hoort bij de volgende beschrijving ? Van het uitwendig milieu Naar het inwendig milieu
A
uitscheiding
B
reserves aanvullen
C
voedsel opnemen
D
reserves opnemen
Slide 20 - Quiz
Welk woord hoort bij de volgende beschrijving? VAN opslag in organen NAAR inwendig milieu
A
reserves aanvullen
B
reserves opnemen
C
uitscheiding
D
voedsel opnemen
Slide 21 - Quiz
Welk woord hoort bij de volgende beschrijving? VAN Inwendig milieu NAAR uitwendig milieu
A
Uitscheiding
B
Voedsel opnemen
C
Reserves aanvullen
D
Groene kool met saus
Slide 22 - Quiz
Welk woord past ? Van uitwendig milieu naar uitwendig milieu ?
A
voedsel opnemen
B
reserves opnemen
C
produceren van reserves
D
produceren van uitwerpselen
Slide 23 - Quiz
Immuniteit
twee vormen:
natuurlijke immuniteit: geheugencellen gemaakt door binnendringen ziekteverwekker
kunstmatige immuniteit: geheugencellen gemaakt door inspuiten van ziekteverwekker
ziekteverwekker is gedood of verzwakt, of alleen antigenen
Slide 24 - Diapositive
Hoe noem je het wanneer het lichaam (eigen) geheugencellen maakt tegen ziekteverwekkers?
Slide 25 - Question ouverte
Antistoffen maken
1. Ziekteverwekker komt lichaam binnen
2. Witte bloedcel maakt antistoffen
3. Antistoffen binden zich aan de ziekteverwekker
4. Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt
Slide 26 - Diapositive
Tot welke groep bloeddeeltjes behoren de cellen die antistoffen maken
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplasma
D
Bloedplaatjes
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Vidéo
Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden dan antistoffen ingespoten?
A
alleen antigenen
B
alleen antistoffen
C
zowel antigenen als antistoffen
Slide 29 - Quiz
Iemand denkt allergisch te zijn voor eieren.. Hoe heten de stoffen in het bloed die zich binden aan de eiwitten uit eieren?
Slide 30 - Question ouverte
Moeten mensen in Nederland zich vaccineren tegen gele koorts
A
Ja
B
Nee
C
Weet niet
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Vidéo
Welk orgaan kan worden aangetast bij Hepatitis B ?
A
Hart
B
Nieren
C
Lever
Slide 33 - Quiz
opperhuid
in lederhuid
onderhuids bindsweefsel
talgklier
haren
tastknopje
vet
pijnpunt
drukzintuig
bloedvat
haarspiertje
zweetklier
Slide 34 - Question de remorquage
Slide 35 - Vidéo
Wat is een functie van de lever?
A
opslaan van suiker
B
productie van talg
C
productie van gal
D
afbraak giftige stoffen
Slide 36 - Quiz
Slide 37 - Diapositive
Slide 38 - Vidéo
Bevinden de nieren zich onder of boven het middenrif ?
A
onder
B
boven
Slide 39 - Quiz
Een vrouw heeft nierbekken ontsteking. Deze is gekomen door bacteriën in de urinebuis. Door welke delen zijn de bacteriën achtereenvolgens gekomen op hun weg naar het nierbekken?
A
door de baarmoeder en eileider
B
door de urineblaas en urineleider
C
door de urineblaas en de eileider
D
door de baarmoeder en plasbuis
Slide 40 - Quiz
Slide 41 - Vidéo
Slide 42 - Vidéo
Waarom gebruikt iemand antibiotica?
A
om de vorming van antistoffen te bevorderen
B
om bacteriën te doden
C
om antistoffen af te breken
Slide 43 - Quiz
Actieve immunisatie
Actieve immunisatie = verzwakte of dode ziekteverwekkers in je lichaam spuiten, zodat het lichaam zelf antistoffen gaat maken.
Het voordeel van actieve immunisatie in vergelijk met passieve immunisatie is dat bij actieve immunisatie geheugencellen ontstaan.
Slide 44 - Diapositive
actieve of passieve immunisatie?
Bij actieve immunisatie krijg je de ziekteverwekker toegediend en maak je zelf antistoffen
Bij passieve immunisatie krijg je antistoffen ingespoten als je geen tijd te verliezen hebt
Slide 45 - Diapositive
Wanneer iemand geïnjecteerd wordt mer antistoffen gaat het dan om actieve of passieve immunisatie?
A
Actieve immunisatie
B
Passieve immunisatie
Slide 46 - Quiz
Wat is een kenmerk van Actieve immunisatie ?
Slide 47 - Question ouverte
Welk orgaan breekt eiwitten af ?
A
Hart
B
Lever
C
Nieren
Slide 48 - Quiz
Welke stof ontstaat er bij afbraak van eiwitten?
A
ureum
B
urine
C
fibrinogeen
D
rode bloedcellen
Slide 49 - Quiz
Herhalings les opslag en uitscheiding
Welkom op onze eerste digi-les
Dit is een herhalingsles
Maak de oefeningen
Bekijk de filmpjes
Ennn, ik kan je volgen :)
Slide 50 - Diapositive
Waar in je lichaam wordt alcohol vooral afgebroken?
A
In de hersenen
B
In de darmen
C
In je nieren
D
In je evenwichtsorgaan
Slide 51 - Quiz
En dan nu.....
Alle opdrachten van het hoofdstuk opslag en uitscheiding moeten gemaakt en nagekeken zijn.