Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
13.6 afweer
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties en op welke manier immuniteit kan ontstaan.
Je kunt omschrijven hoe stoffen een allergische reactie kunnen veroorzaken.
Slide 2 - Diapositive
Gelukkig wordt je niet zomaar ziek van allerlei stoffen en ziekteverwekkers. Je lichaam verdedigt zich daartegen.
Slide 3 - Diapositive
lichaamsvreemde stoffen
Deze stoffen komen je lichaam binnen via de huid, slijmvliezen, je mond, of bij transplantaties of bloedtransfusies
Een infectie ontstaat als de lichaamsvreemde stoffen (ziekteverwekkers) zich in je lichaam gaan vermenigvuldigen
Ziekteverwekkers zijn bijvoorbeeld: bacteriën, schimmels en virussen
Slide 4 - Diapositive
Algemene afweer
Opperhuid en slijmvliezen houden ziekteverwekkers zo veel mogelijk tegen.
Maagsap bevat zoutzuur dat de meeste ziekteverwekkers doodt
Witte bloedcellen kunnen bacteriën door fagocytose onschadelijk maken
Koorts waardoor de ontwikkeling van ziekteverwekkers tegen wordt gegaan en afweerreacties versneld
Slide 5 - Diapositive
specifieke afweer
Bepaalde witte bloedcellen (lymfecellen) reageren door de aanmaak van antistoffen tegen één bepaalde ziekteverwekker (antigeen).
Antistoffen hechten zich aan de antigenen en worden zo onschadelijk gemaakt.
Een antistof werkt dus specifiek tegen een bepaald antigeen dat het lichaam binnengedrongen is.
Slide 6 - Diapositive
Maken van antistoffen
1. Ziekteverwekker komt lichaam binnen
2. Witte bloedcel maakt antistoffen
3. Antistoffen binden zich aan de ziekteverwekker
4. Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt
Slide 7 - Diapositive
Natuurlijke immuniteit
Het lichaam is in contact geweest met een bepaald antigeen, is ziek geworden en heeft door de aanmaak van antistoffen het antigeen onschadelijk gemaakt.
Geheugencellen in de lymfeklier onthouden het "recept" voor deze antistof.
Bij opnieuw contact met dit antigeen wordt de antistof versneld en in grote hoeveelheden aangemaakt, waardoor je niet meer de ziekte krijgt. Je bent dan natuurlijk immuun.
Slide 8 - Diapositive
Natuurlijke immuniteit
Slide 9 - Diapositive
kunstmatige immuniteit
Door vaccinatie kun je zonder de ziekte doorgemaakt te hebben immuun worden (het recept voor de antistoffen ligt klaar in de geheugencellen)
We onderscheiden actieve en passieve immunisatie
Slide 10 - Diapositive
actieve vaccinatie
De persoon wordt hierbij ingeënt met een verzwakt virus (antigeen), de persoon wordt niet ziek, maar gaat wel het "recept" voor de aanmaak van de antistoffen aanmaken, zodat bij hernieuwd contact er meteen gereageerd kan worden
Slide 11 - Diapositive
passieve immunisatie
Bij passieve immunisatie wordt na binnendringen van een antigeen een serum ingespoten dat antistoffen tegen het antigeen bevat. Dit kan bijvoorbeeld na een beet van een gifslang of een hondsdol dier.
De geheugencellen slaan deze antistoffen niet op
Slide 12 - Diapositive
Actieve immunisatie
Actieve immunisatie = verzwakte of dode ziekteverwekkers in je lichaam spuiten, zodat het lichaam zelf antistoffen gaat maken.
Het voordeel van actieve immunisatie in vergelijk met passieve immunisatie is dat bij actieve immunisatie geheugencellen ontstaan.
Slide 13 - Diapositive
Immuniteit is:
A
Dat een organisme geen last heeft van een ziekteverwekker
B
Dat een organisme geheugencellen aanmaakt tegen een ziekteverwekker
C
Dat een ziekteverwekker een organisme niet in kan komen
Slide 14 - Quiz
Je hebt alleen maar een vorm van immuniteit en dat is actieve immuniteit
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Actieve immuniteit
B
Passieve immuniteit
Slide 16 - Quiz
Wat gebeurt er bij actieve immunisatie?
A
Hierbij krijgt het lichaam antistoffen ingespoten
B
Hierbij krijgt het lichaam verzwakte micro-organismen ingespoten
C
Hierbij moet de persoon besmet raken om de ziekte door te maken
D
Hierbij moet de persoon besmet raken om ziekte te voorkomen
Slide 17 - Quiz
Worden bij het tot stand komen van actieve immunisatie geheugencellen gevormd? En bij passieve immunisatie?
A
Geen van beide
B
Alleen bij actieve immunisatie
C
Alleen bij passieve immunisatie
D
Bij passieve en actieve immunisatie
Slide 18 - Quiz
Wat wordt er in het bloed gespoten bij een injectie voor actieve immunisatie?
A
antigenen
B
antistoffen
Slide 19 - Quiz
Drie bloedvaten zijn de leverader, de lever slagader en de poortader. In welk bloedvat stroomt zuurstofrijk bloed?
A
Alleen de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en in de poortader
Slide 20 - Quiz
Wat is geen functie van de opperhuid?
A
Geeft bescherming tegen bacteriën/ virussen en Uv-straling
B
Geeft stevigheid
C
Opslag water
D
Pigmentcellen voor huidskleur
Slide 21 - Quiz
Wat gebeurt er in de lever? De lever....
A
breekt eiwit, alcohol en rode bloedcelen af
B
Slaat glycogeen op
C
Maakt gal
D
A, B en C zijn juist
Slide 22 - Quiz
Wat behoord tot algemene afweer?
A
Huid en slijmvliezen
B
Huid, slijmvliezen en de maag
C
Huid, slijmvliezen, maag en witte bloedcellen
D
De algemene afweer gebruikt de antistoffen om ziekte verwekkers te binden
Slide 23 - Quiz
Van welk(e) type(n) bescherming is sprake bij bescherming door een injectie met serum?
A
Algemene afweer en passieve immunisatie
B
Algemene afweer, kunstmatige immuniteit en actieve immunisatie
C
Specifieke afweer, kunstmatige immuniteit en actieve immunisatie
D
Specifieke afweer, kunstmatige immuniteit en passieve immunisatie
Slide 24 - Quiz
Van welk(e) type(n) bescherming is sprake bij bescherming door maagzuur?