21221115 Van A2 naar B1 les 12

21221115 Van A2 naar B1 les 12 
Alleen samen krijgen we corona onder controle.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

21221115 Van A2 naar B1 les 12 
Alleen samen krijgen we corona onder controle.

Slide 1 - Diapositive

Figuurlijk taalgebruik
Je steentje bijdragen:  steen - stenen - steentje

https://youtu.be/QhdWZJplT6U

Slide 2 - Diapositive

Programma voor vandaag
  • Uitdrukkingen en spreekwoorden
  • Woordvolgorde in de Nederlandse zin
  • Opdrachten van woensdag
  • Luisteren 
  • Schrijfopdrachten uit het examen

Slide 3 - Diapositive

De kat uit de boom kijken
Jan wacht vaak lang voor hij reageert. 
Hij kijkt eerst de kat uit de boom.

Slide 4 - Diapositive

Ergens zijn (of haar) tanden inzetten
Hij geeft niet gauw op als hij ergens mee bezig is. 
Jan zet ergens zijn tanden in. (doorzetten, niet opgeven) 
Hij kijkt eerst de kat uit de boom.

Slide 5 - Diapositive

De ring die ik van oma heb gekregen is gestolen. Ik ben er kapot van.
(Ergens kapot van zijn)

Slide 6 - Diapositive

Woordvolgorde in de zin.
In het Nederlands de meeste zinnen:
Onderwerp (wie doet) – persoonsvorm (3 manieren) – de rest van de zin.
De persoonsvorm is een werkwoord:
Een werkwoord geeft aan wat er wordt gedaan of wat er gebeurt. Werkwoorden zijn doe-woorden.

Slide 7 - Diapositive

werken
Ik werk.   /  Wij werken in de zorg.
worden: 
Sam wordt altijd ziek in de vakantie.
Levi en Jasmina worden volgende maand 16 jaar.
zien:
Jij ziet je vrienden op school.
Jullie zien elkaar iedere dag.


Slide 8 - Diapositive

zijn: 
Mijn broer is bakker.
De buren zijn erg aardig.
hebben:
Osman heeft op vrijdag een bijbaantje.
De katten hebben altijd honger.

Slide 9 - Diapositive

Hoe vind je nu de persoonsvorm:
1. Maak de zin vragend. Het eerste werkwoord in de zin is de persoonsvorm
2. Zet de zin in het meervoud. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm
3. Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Bijvoorbeeld: Sam wordt altijd ziek in de vakantie.

Slide 10 - Diapositive

Naar de bioscoop gaan Sam en Cato morgen.



Let op: deze zinnen zijn niet goed:
De bioscoop Sam en Cato naar morgen gaan. of Morgen de bioscoop Sam en Cato gaan naar.

Slide 11 - Diapositive

1. Wordt Sam altijd ziek in de vakantie?
2. Sam en Janneke worden altijd ziek in de vakantie.
3. Sam werd altijd ziek in de vakantie.

Begint de zin met een ander zinsdeel dan het onderwerp, dan komt de persoonsvorm voor het onderwerp:
Sam en Cato gaan morgen naar de bioscoop. (wie, wat, wanneer, waar naartoe?)
Morgen gaan Sam en Cato naar de bioscoop.

Slide 12 - Diapositive

Pauze
Pauze

Slide 13 - Diapositive

Schrijfopdrachten uit het examen
1. Amber heeft een nieuw huis gekocht, maar ze kan niet verhuizen voordat
- de oude bewoners vertrokken zijn.
- er een nieuwe vloer gelegd is.
- ze het huis schoongemaakt heeft.
- het huis helemaal opgeknapt is.
- er een nieuwe keuken en een nieuwe badkamer geplaatst zijn.

- ze de sleutels heeft gekregen

Slide 14 - Diapositive

2. Vorig jaar hebben we de jaarlijkse sportdag buiten gehouden. Toen heeft het de hele dag geregend. Daarom
- houden we de sportdag dit jaar binnen.
- sporten we dit jaar binnen.
- zijn we in het lokaal gebleven.
- werd iedereen ziek.
- plannen we de sportdag dit jaar in de sporthal.

Slide 15 - Diapositive

3. Mijn zusje heeft geen schooldiploma en heeft gesolliciteerd naar een baan als secretaresse. Ik denk niet
- dat zij die baan krijgt.
- dat zij in aanmerking komt voor die baan.
- zij deze baan gaat krijgen, want voor dit werk heb je wel een diploma nodig.

Slide 16 - Diapositive

4. Jan en Karel spreken elkaar bijna nooit, hoewel
- Ze naast elkaar wonen
- Ze buren zijn
- Ze beste vrienden zijn
- Ze samen werken
- Ze collega’s zijn.

Slide 17 - Diapositive

5. U moet eerst een bonnetje halen bij loket 3. Pas dan
- Kunt u naar binnen
- Kunt u verder naar loket 4 of:
 mag u verder naar loket 4
- Kan ik u verder helpen
- Wordt u verder geholpen

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Het formulier:
de datum van vertrek en de datum van terugkeer zijn niet ingevuld en het formulier is niet ondertekend.
Jij bent Marysa en moet een brief schrijven aan de heer H.L. Hoekstra.
De brief staat er al half.

Ik kan uw formulier niet verwerken, omdat de datum van vertrek en de datum van terugkeer niet ingevuld zijn (of omdat u de datum van vertrek en de datum van terugkeer niet heeft ingevuld)

Slide 20 - Diapositive


Ik kan uw formulier niet verwerken, omdat de datum van vertrek en de datum van terugkeer niet ingevuld zijn.
OF:
omdat u de datum van vertrek en de datum van terugkeer niet heeft ingevuld)

Slide 21 - Diapositive

Ik verzoek u vriendelijk om de datum van vertrek en de datum van terugkeer in te vullen. Ook verzoek ik u (of vraag ik u) het formulier te ondertekenen. 
(of: uw handtekening op het formulier te zetten).

De datum van vertrek en de datum van terugkeer: de ontbrekende gegevens.

Vraag ik u de ontbrekende gegevens in te vullen.

Slide 22 - Diapositive

Ik wil graag met de auto blijven reizen omdat dat voor mij veel goedkoper is dan reizen met het openbaar vervoer. 
Bovendien scheelt het reizen met de auto heel veel tijd. Met de auto ben ik veel eerder thuis.  De reis met het openbaar vervoer duurt langer.
Het openbaar vervoer is duurder en kost meer tijd.
Het reizen met de auto is goedkoper en kost minder tijd.

Slide 23 - Diapositive

Bladzijde 69
Vul de ontbrekende woorden in.

Slide 24 - Diapositive

Tot woensdag!

Slide 25 - Diapositive