taalbeschouwing zesde leerjaar: herhaling

thema 10, les 7
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalLager onderwijs

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

thema 10, les 7

Slide 1 - Diapositive

onderwerp

Slide 2 - Diapositive

Tijdens zijn ziekte staat de patiënt op een wachtlijst.

Slide 3 - Question ouverte

Mama's en papa's kunnen tijdens hun leven een orgaan aan hun kind geven.

Slide 4 - Question ouverte

Op het gemeentehuis registreren vele mensen zich als mogelijke donor.

Slide 5 - Question ouverte

De donor schenkt zijn organen aan een zieke medemens.

Slide 6 - Question ouverte

Dan voert de chirurg een transplantatie uit.

Slide 7 - Question ouverte

Het onderwerp staat altijd vooraan in een zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

De persoonsvorm kan ik soms vinden door een ja-neevraag te stellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Een onderwerp kan uit één of meerdere woorden bestaan.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Een zin bevat altijd één werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

zinnen aanvullen en afbouwen

Slide 13 - Diapositive

De overledene krijgt. (Wat?)

Slide 14 - Question ouverte

De organen worden bewaard. (Hoe?)

Slide 15 - Question ouverte

De ziekenwagen arriveert. (Waarmee?)

Slide 16 - Question ouverte

Zonder aarzelen vertrekt hij naar huis. (Hoe?)

Slide 17 - Question ouverte

Op het internet houdt hij de aanbiedingen in de gaten.

Slide 18 - Question ouverte

Het jongetje is blij met zijn cadeau.

Slide 19 - Carte mentale

Het jongetje is blij met zijn cadeau.

Slide 20 - Carte mentale

De hersenen weigeren het orgaan. Ze zien de longen als een indringer.

Slide 21 - Carte mentale

Het kindje krijgt medicatie. Zo aanvaardt zijn lichaam de nieuwe longen.

Slide 22 - Carte mentale

Het kindje krijgt medicatie. Zo aanvaardt zijn lichaam de nieuwe longen.

Slide 23 - Carte mentale

verwijswoorden

Slide 24 - Diapositive

Kelly redde met haar organen drie andere mensen. Vandaag zijn zij nog in leven. Ik wilde hen ontmoeten.

Slide 25 - Question ouverte

Ik heb een brief gekregen van een meisje dat haar lever kreeg. Die bewaar ik voor altijd.

Slide 26 - Question ouverte

zinnen maken

Slide 27 - Diapositive

een nieuw leven - aan zijn medemens - geeft - een donor

Slide 28 - Carte mentale

een nieuw leven - aan zijn medemens - geeft - een donor

Slide 29 - Carte mentale

de man - als donor - kwam - in aanmerking

Slide 30 - Carte mentale

de man - als donor - kwam - in aanmerking

Slide 31 - Carte mentale

zinsdelen benoemen

Slide 32 - Diapositive

onderwerp
persoonsvorm
werkwoord (geen persoonsvorm)
iets anders
Een kind uit Gent
lustte
heel graag
groenten.

Slide 33 - Question de remorquage

onderwerp
persoonsvorm
werkwoord (geen persoonsvorm)
iets anders
Je
kunt
het bloed
in groepen
indelen.

Slide 34 - Question de remorquage

onderwerp
persoonsvorm
werkwoord (geen persoonsvorm)
iets anders
Uiteindelijk
ging
hij
zijn donor
zoeken.

Slide 35 - Question de remorquage