Week 4

• Onderwijsassistenten
• MBO
• Studiejaar 1

Werken aan werkprocessen 

Periode overzicht

Periodedoelen 

• Hebben de studenten brede en specialistische kennis van begrippen en theorieën die horen bij ontwikkelingspsychologie;​
  
• Hebben de studenten kennis van de cognitieve, motorische, sociale, emotionele, zintuiglijke, seksuele en creatieve ontwikkeling van een kind; ​
  
• Kunnen de studenten een afwijkende ontwikkeling van kinderen herkennen;​
  
• Hebben de studenten nagedacht over welke ontwikkelingen zij als kind hebben doorgemaakt.

Vandaag 

Samenvoeging van donderdag én vrijdag week 4

Welke zintuigen hebben we? 

Sensomotorische ontwikkeling

Geef aan wat beide woorden betekenen: (senso)- en (motorisch)

Grove en fijne motoriek 

Benoem de grove en fijne motoriek: 

0 tot 2 jaar- baby

• Beginnende reflexen: 
    Vraag: welke reflexen ken je bij een baby? 
  
• Motorische ontwikkeling: kruipen, zitten, staan, lopen. 

2 tot 4 jaar- peuter 

• Zindelijk worden 
• Ontdekken (klauteren) 

4 tot 6 jaar- kleuter 

De sensomotorische vaardigheden worden steeds beter ontwikkeld.  

Hoe denk je dat hieraan wordt gewerkt? 

6 tot 12 jaar- basisschoolkind 

Jong basisschoolkind = vooral aan de slag met de fijne motoriek 

Oud basisschoolkind = de fijne motoriek is vaak zo goed als  ontwikkeld. 

Lesopdracht 1 

• Maak groepen van 2 a 3 studenten. 
• Kies samen met je groep een doelgroep uit en zoek een passende activiteit uit die de sensomotorische ontwikkeling bevorderd. 
• Onderbouw of je grove of de fijne motoriek stimuleert. 
• Onderbouw waarom de ontworpen activiteit passend is bij de gekozen doelgroep. 
• Presenteer je activiteit aan de rest van de klas! 

Wat is belangrijk

Welke leeftijd hebben de kinderen?

Wat wil je dat ze leren/oefenen?

Hoe ziet de activiteit er uit? Wat doe je eerst, wat daarna en hoe sluit je af?

Waarom is grove of fijne motoriek?

Waarom past deze activiteit bij deze leeftijd? 

Voor volgende week 

Lees alvast hoofdstuk 3 taalontwikkeling
(paragraaf 1 t/m 3).