Journaal in makkelijke taal: quiz 14, 15, 16 januari (met wisbordjes)

Journaal in makkelijke taal: quiz
28, 29, 30 januari 2025
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolISKvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Journaal in makkelijke taal: quiz
28, 29, 30 januari 2025

Slide 1 - Diapositive

Programma
1)    Vragen lezen en antwoorden bespreken in je groepje.
2)    Video's opnieuw bekijken.
3A)  Één of meer zinnen schrijven over een onderwerp.
3B)  Of een samenvatting (belangrijkste informatie)
        van drie zinnen schrijven over een onderwerp.

Slide 2 - Diapositive

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt vragen over feiten beantwoorden.
3) Je kunt bij één van de video's: 
A) één of meer zinnen schrijven;
B) of een samenvatting van maximaal drie zinnen schrijven.

Slide 3 - Diapositive

Samenwerken
1)  Kies een voorzitter en een schrijver.
2)  Lees de vragen. Bedenk de antwoorden.
3)  Geef antwoord als de voorzitter je naam noemt.
     Kies zelf het nummer van de vraag.
4)  Praat samen over het antwoord.
5)  Schrijf het antwoord op.

Slide 4 - Diapositive

Taken van de voorzitter
1)   Geef eerst een beurt aan een leerling​,
      die nog niet zo lang in de ISK zit.​
2)   Zorg ervoor dat alle leerlingen om de
      ​beurt een antwoord kunnen geven. ​
3)   Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Slide 5 - Diapositive

Wat kan de voorzitter zeggen?
....  is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.​​
…, wat denk jij?​
…, denk jij dat ook?​
...., ben je het ermee eens?

Slide 6 - Diapositive

Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.​
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.​
Ik ben het er niet mee eens.

Slide 7 - Diapositive

Vraag
Welk onderwerp in het journaal van dinsdag, woensdag of donderdag is het belangrijkst voor jou?
Vertel het aan de leerlingen in je groepje.

Slide 8 - Diapositive

Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
1) Wat betekent de volgende uitdrukking: in de gaten houden? (1)

Slide 9 - Diapositive

Antwoord
1) Goed op iets of iemand letten. (1)

Slide 10 - Diapositive

Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
2) Wat wordt in Nederland in de gaten gehouden? (1)

Slide 11 - Diapositive

Antwoord
2) Wolven (1)

Slide 12 - Diapositive

Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
3) Welke twee opvattingen bestaan er in Nederland over wolven? (1)

Slide 13 - Diapositive

Antwoord
3) Opvatting 1: de wolf hoort in Nederland.
Opvatting 2: de wolf hoort niet in Nederland.

Slide 14 - Diapositive

Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
4) Waarom zijn wolven nu in het nieuws? Wat is de reden? (1)
5) Wat zou er misschien gebeurd kunnen zijn met die wolven, volgens deskundigen? (1)

Slide 15 - Diapositive

Antwoorden
4) Er zijn ongeveer 20 wolven (van de 100 wolven) verdwenen. (1)
5) Ze zijn misschien expres gedood. (1)

Slide 16 - Diapositive

Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
6) Waarom zijn de wolven misschien expres gedood? (1)
7) Waarom mogen wolven niet gedood worden? (1)

Slide 17 - Diapositive

Antwoorden
6) Wolven kunnen dieren aanvallen bij boeren, bijvoorbeeld schapen. (1)
7) Wolven zijn een beschermde diersoort. Er zijn strenge regels om wolven te beschermen (1).

Slide 18 - Diapositive

Doel: je kunt vragen over de feiten in het journaal beantwoorden.
8) Waarom wil Donald Trump Groenland kopen?
Noem twee redenen. (2)

Slide 19 - Diapositive

Antwoord
8) 
A) Voor de veiligheid. Hij wil Rusland in de gaten houden en dat kan beter vanuit Groenland, want Groenland ligt tussen de VS en Rusland. (1)
B) Voor de grondstoffen, zoals olie en gas. (1)

Slide 20 - Diapositive

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 21 - Diapositive

Opdracht
Schrijf één of meer zinnen.
Of schrijf een samenvatting (belangrijkste informatie) van maximaal vier zinnen.

Slide 22 - Diapositive

Typ twee of meer woorden of één of meer zinnen
of een samenvatting van maximaal drie zinnen.

Slide 23 - Question ouverte

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 24 - Quiz

Ik kan een bijdrage leveren.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het journaal te doen.
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz