Cette leçon contient 45 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Hfst 4
Ontwikkeling: Arm en rijk
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Scharreleconomie
In arme landen hebben mensen zonder baan geen inkomen. Ze krijgen geen uitkering.
Ze verdienen dan geld door verschillende dingen te doen en verhandelen op straat.
Armoedegrens: hoeveel geld iemand nodig heeft voor eten, wonen en kleren. In arme landen is die grens 1,25 dollar per dag. Het leven is daar goedkoper dan in rijke landen.
Slide 4 - Diapositive
In landenhebbenmensen vaak eenzijdig voedsel (vaak hetzelfde). Vaak geen schoon drinkwater en onhygiënische sanitaire voorzieningen.
Mensen worden dan snel ziek, maar de arme mensen hebben geen toegang tot goede gezondheidszorg.
Dit is in arme landen alleen goed in orde voor de rijke burgers.
Slide 5 - Diapositive
In rijke landen hebben de arme mensen ook toegang tot gezondheidszorg. Iedereen is ervoor verzekerd.
Slide 6 - Diapositive
In rijke landen eten mensen steeds ongezonder (te vet en veel suiker). Hierdoor ontstaan allerlei welvaartsziektes.
Slide 7 - Diapositive
In arme landen gaan kinderen soms niet naar school en als ze wel naar school gaan is het onderwijs vaak niet goed.
In rijke landen is meer geld om kinderen een goede opleiding te geven.
In ontwikkelingslanden (arme landen) gaan wel steeds meer kinderen naar school.
Slide 8 - Diapositive
4.2
Wat is arm en rijk?
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Bron:
BuiteNLand
Noordhoff
Slide 11 - Diapositive
Welvaart: De rijkdom van een land, gemeten op basis van geld in bnp/hoofd.
bruto nationiaal product per hoofd (bnp/hoofd): Alles wat in een land in een jaar wordt verdiend, gedeeld door het aantal inwoners.
Slide 12 - Diapositive
bron:
BuiteNLand
Noordhoff
In arme landen is het leven veel goedkoper, dus alleen kijken naar inkomen is niet voldoende.
Als je wilt bepalen of een land echt arm is kijk je naar het welzijn.
Slide 13 - Diapositive
1. Gezondheid: Wat is de levensverwachting? Hoeveel artsen zijn er per 1000 inwoners?
2. Onderwijs: Hoeveel mensen kunnen lezen en schrijven (wat is de alfabetiseringsgraad)?
3. koopkracht: Hoeveel kan iemand kopen met zijn inkomen? Hoe hoog zijn de prijzen?
Slide 14 - Diapositive
driedeling: Je kan landen in drie groepen verdelen als je kijkt naar welvaart.
1. koplopers (centrumlanden). de ontwikkelde landen (rijke landen) VS, Japan, Nederland
2. volgers (semiperiferie) Landen die steeds rijker worden. Rusland, India, China
3. achterblijvers (periferie) De armste landen. Veel Afrikaanse landen.
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
4.3
Ongelijkheid in arme en rijke landen
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Informele sector
-Geen officiele baan.
-Betaald geen belasting.
-Inkomsten anders elke dag.
-Geen inkomsten als je ziek bent
Slide 19 - Diapositive
Grote sociale ongelijkheid tussen rijke en arme mensen
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Formele sector.
-Vaste baan.
-Betalen belasting
-Verdienen elke maand een vast inkomen
Slide 23 - Diapositive
Grote verschillen in
inkomenin de steden
Slide 24 - Diapositive
Grote armoede op het platteland. Hier nog meer armoede dan in de steden.
Door deze regionale ongelijkheid verhuizen in arme landen veel mensen van het platteland naar de stad.
Slide 25 - Diapositive
Beroepsbevolking: Alle mensen die betaald werk doen + alle werklozen
Slide 26 - Diapositive
1. Landbouw
Hoe armer een land is, hoe meer mensen in de landbouw werken.
Slide 27 - Diapositive
2. Industrie: Werk in fabrieken. Vooral in China en andere opkomende landen is veel industrie.
Slide 28 - Diapositive
3. Diensten
Dienstverlening, mensen die werken op kantoren, in winkels, openbaar vervoer, ziekenhuizen, scholen, horeca, etc.
In rijke landen werken de meeste mensen in de dienstensector.
Slide 29 - Diapositive
4.4
Nederland is rijk
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Nederland
-exporteert (producten verkopen aan het buitenland) veel landbouwproducten
-heeft veel multinationals
-verdienen veel met diensten (transport, geldzaken, waterbouwkunde, etc)
Slide 32 - Diapositive
Nederland is 1 vd rijkste landen van de wereld. Op de welzijnslijst staan we zelfs 5e.
Hoog inkomen, hoge koopkracht, hoge levensverwachting, bijna iedereen is alfabeet.
Sociale en regionale ongelijkheid zijn best wel laag.
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
Handelsland
handelsbalans is positief (we exporteren meer dan we importeren)
Bron: BuitenLand
Noordhoff
Slide 35 - Diapositive
Grote dienstensector is een teken van rijkdom.
Bron: BuitenLand Noordhoff
Slide 36 - Diapositive
Veel arbeidsintensieve productie is vertrokken naar lagelonenlanden.
De loonkosten zijn daar veel lager en de productie wordt zo veel goedkoper.
Slide 37 - Diapositive
Mainport:
Haven of vliegveld die belangrijk is voor internationaal vervoer.
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Diapositive
4.5
Rijk aan de rand van Europa
Slide 40 - Diapositive
Slide 41 - Diapositive
Nederland de toeganspoort naar Europa.
Via de rivieren, het spoor en de weg worden goederen vanuit de haven in Rotterdam naar het achterland vervoerd.
Achterland: Het gebied dat voor aanvoer van goederen afhankelijk is van een haven.
Slide 42 - Diapositive
Bron: BuiteNLand
Noordhoff
Slide 43 - Diapositive
Er zijn veel buitenlands bedrijven in Nederland.
Vestigingsplaatsfactoren: de redenen waardoor buitenlandse bedrijven besluiten zich in Nederland te vestigen.
Er staan 5 hoofdredenen in je boek op blz 86, 87.
Slide 44 - Diapositive
Nederland distributieland: Vanuit Nederland worden veel goederen naar het buitenland vervoerd (distributie).
We hebben goede verbindingen nodig over wegen, kanalen, spoorlijnen, etc. Dit noemen we infrastructuur.