Ontwikkeling: arm en rijk

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Hfst 2

Ontwikkeling: Arm en rijk

2.3

Bron:

BuiteNLand

Noordhoff

Welvaart: De rijkdom van een land, gemeten op basis van geld in bnp/hoofd.

bruto nationiaal product per hoofd (bnp/hoofd): Alles wat in een land in een jaar wordt verdiend, gedeeld door het aantal inwoners.

bron:

BuiteNLand 

Noordhoff

In arme landen is het leven veel goedkoper, dus alleen kijken naar inkomen is niet voldoende.

Als je wilt bepalen of een land echt arm is kijk je naar het welzijn.

1. Gezondheid: Wat is de levensverwachting? Hoeveel artsen zijn er per 1000 inwoners?

2. Onderwijs: Hoeveel mensen kunnen lezen en schrijven (wat is de alfabetiseringsgraad)?

3. koopkracht: Hoeveel kan iemand kopen met zijn inkomen? Hoe hoog zijn de prijzen?

driedeling: Je kan landen in drie groepen verdelen als je kijkt naar welvaart.

1. koplopers (centrumlanden). de ontwikkelde landen (rijke landen) VS, Japan, Nederland

2. volgers (semiperiferie) Landen die steeds rijker worden. Rusland, India, China

3. achterblijvers (periferie) De armste landen. Veel Afrikaanse landen.

Informele sector

-Geen officiele baan.

-Betaald geen belasting.

-Inkomsten anders elke dag.

-Geen inkomsten als je ziek bent

Formele sector.

-Vaste baan.

-Betalen belasting

-Verdienen elke maand een vast inkomen

Grote verschillen in 

inkomen in de steden

Grote armoede op het platteland. Hier nog meer armoede dan in de steden.

Door deze regionale ongelijkheid verhuizen in arme landen veel mensen van het platteland naar de stad.

Beroepsbevolking: Alle mensen die betaald werk doen + alle werklozen 

1. Landbouw

Hoe armer een land is, hoe meer mensen in de landbouw werken.

2. Industrie: Werk in fabrieken. Vooral in China en andere opkomende landen is veel industrie.

Nederland distributieland: Vanuit Nederland worden veel goederen naar het buitenland vervoerd (distributie).

We hebben goede verbindingen nodig over wegen, kanalen, spoorlijnen, etc. Dit noemen we infrastructuur.

3. Diensten

Dienstverlening, mensen die werken op kantoren, in winkels, openbaar vervoer, ziekenhuizen, scholen, horeca, etc.

In rijke landen werken de meeste mensen in de dienstensector.