E Regarder

Aujourd'hui (vandaag)

  • Herhaling grammatica
  • Quiz over grammatica
  • Filmpje met opdrachten
  • spel in duo's
1AHA
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Aujourd'hui (vandaag)

  • Herhaling grammatica
  • Quiz over grammatica
  • Filmpje met opdrachten
  • spel in duo's
1AHA

Slide 1 - Diapositive

Herhaling grammatica D 
UITLEG 
en
QUIZ (14 vragen)
Nummer 1 en 2 winnen een muntje

Slide 2 - Diapositive

Hoe vervoeg je een 
werkwoord op -er?!
Je volgt 2 stappen.

Stap 1: je neemt de stam van het werkwoord 

Stap 2: je zet er een uitgang achter. 

Slide 3 - Diapositive

Stap 1: De stam
De stam van het werkwoord maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl
danser --> dans

Slide 4 - Diapositive

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
Stap 2:
Uitgangen

Zet de juiste uitgang achter de stam.

Slide 5 - Diapositive

Wat is de stam van parler?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de stam van marcher?

Slide 7 - Question ouverte

Sleep de uitgangen naar de juiste plek!

Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 8 - Question de remorquage

Zet in de goede vorm:
ils (gagner) ____________
A
gagnes
B
gagnons
C
gagnent
D
gagnez

Slide 9 - Quiz

Zet in de goede vorm:
nous (trouver) ____________
A
trouvez
B
trouvons
C
trouves
D
trouvent

Slide 10 - Quiz

Zet in de juiste vorm:
(trouver) Tu

Slide 11 - Question ouverte

Zet in de juiste vorm:
(aimer) Paula

Slide 12 - Question ouverte

Zet in de juiste vorm:
(essayer) Nous

Slide 13 - Question ouverte

Zet in de juiste vorm:
(regarder) Elles

Slide 14 - Question ouverte

Zet in de juiste vorm:
(manger) Vous

Slide 15 - Question ouverte

Zet in de goede vorm:
tu (regarder) ____________
A
regarde
B
regardes
C
regardons
D
regardent

Slide 16 - Quiz

Zet in de goede vorm:
vous (arriver) ____________
A
arrive
B
arrives
C
arrivons
D
arrivez

Slide 17 - Quiz

(regarder) Elle ....... la télé.
A
regarde
B
regardes

Slide 18 - Quiz

(demander) Tu .... le menu?
A
demandes
B
demande

Slide 19 - Quiz

E -  Regarder blz. 78

Slide 20 - Diapositive

Boodschappen doen
We bekijken een filmpje over 4 jongeren. (6'30)

Daarna: maken opdracht 20 t/m 22 blz. 78, 79

Slide 21 - Diapositive

Speel het spel in duo's



Blz. 74

Slide 22 - Diapositive