m2D ch2 E F H 280120 GRL5

mardi le 28 janvier
le programme (5)

  1. lire G (10) et contrôle des devoirs (E 19 t/m 21)
  2. nous parlons (5) 
  3. vocabulaire E (5)
  4. source H (10)
  5. les devoirs, source F
  6. la fin
boeken & laptop
startklaar
s.v.p.
lessonup.app: 
timer
5:00
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
eeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

mardi le 28 janvier
le programme (5)

  1. lire G (10) et contrôle des devoirs (E 19 t/m 21)
  2. nous parlons (5) 
  3. vocabulaire E (5)
  4. source H (10)
  5. les devoirs, source F
  6. la fin
boeken & laptop
startklaar
s.v.p.
lessonup.app: 
timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

les objectifs/de leerdoelen:
  • Je begrijpt een Franse tekst met nieuwe woorden
  • Je weet hoe je een Franse zin ontkennend maakt, 
ook met nooit, niet meer enz.  

Slide 2 - Diapositive

lire (10)

Chapitre 2 bron G page 30/31

maak ex 25, 27


vocabulaire bron G: 

page 83 



timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

nous parlons - beurtgooi (D/E)
ça va bien?
comment tu t'appelles?
tu as quel âge?
tu manges bien? 
tu fais du sport?
tu es malade?
tu as mal à la tête?

Pardon?
qu'est-ce que ça veut dire?
timer
5:00
[pardon,
keske saveudier?]

Slide 5 - Diapositive

vocabulaire E (5)
laptop open, ga naar lessonup.app

Slide 6 - Diapositive

tu es
MALADE?
A
niets
B
pijnlijk
C
ziek
D
ook

Slide 7 - Quiz

J'ai
MAL À LA TÊTE
A
buikpijn
B
ik voel me niet goed
C
hoofdpijn
D
pijn aan mijn enkel

Slide 8 - Quiz

aujourd'hui, c'est quelle
DATE?
A
afspraak
B
cursus
C
datum
D
dag

Slide 9 - Quiz

je suis malade, je ne peux pas
VENIR
A
stellen
B
redden
C
hardlopen
D
komen

Slide 10 - Quiz

faire les devoirs, c'est
NÉCESSAIRE
A
gezond
B
bijna
C
nodig
D
nieuw

Slide 11 - Quiz

ik ben ziek:
'je suis malade'
hoe zeg je 'ik ben niet ziek'?

Slide 12 - Carte mentale

Source H la négation (10)
(de ontkenning) page 32


je suis malade.
je ne suis pas malade.
persoonlijk vnw - persoonsvorm(werkwoord) - de rest 

(de rest=lijdend vw/tijd/bijwoord etc)

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

1
2
3
4
tu
ne
manges
pas

Slide 15 - Question de remorquage

1
2
3
4
5
Elle
ne
danse
pas
aujourd'hui

Slide 16 - Question de remorquage

nooit, niet meer, niets, nog niet
je suis malade                                ik ben ziek                   elle est malade
je ne suis pas malade                 ik ben niet ziek          elle n'est pas..
je ne suis jamais malade           ik ben nooit ziek
je ne suis plus malade                ik ben niet meer ziek
je ne suis pas encore malade ik ben nog niet ziek

je ne mange rien                           ik eet niets

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

ne ... jamais
ne ... plus
ne ... rien
ne ... pas encore
nooit
niet meer
niets
nog niet

Slide 19 - Question de remorquage

Les devoirs
Maken: 
F page 63: 22, 23 
H page 69:  29
Leren: 
vocab. F en G page 82
tekstboek p 29&30

Slide 20 - Diapositive

chapitre 2
je moet 
10 keuze-opdrachten doen
havo-ambitie? maak dan altijd ook de 
* exercice

Slide 21 - Diapositive

bekijk deze les opnieuw
(registreer je met je school-email) en vind ook nog 
  • quizletlink
  • instructiefilmpjes 
klascode m2A: iqpjd
klascode m2B: vdibj
klascode m2D: rmqbz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Lien

Slide 24 - Lien

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Lien

La fin du cours
les objectifs/de leerdoelen:
Je begrijpt een Franse leestekst met nieuwe woorden
Je weet hoe je een Franse zin ontkennend maakt 
wat heb je geleerd?

prochaine fois/volgende keer:
F, chez l'infirmière scolaire

Slide 28 - Diapositive

heb je havo-ambitie
of wil je gewoon meer uitdaging?
Het werkwoord 'aller' (gaan) is  belangrijk om te kunnen zeggen:
'ik ga werken, we gaan zoeken', enzovoort. 
herhaal het!

Op de volgende slides vind je een oefenwebsite waar je het werkwoord in moet vullen, en een liedje om te helpen onthouden.
je vais - ik ga
tu vas - jij gaat
il va - hij gaat
elle va - zij gaat
nous allons - wij gaan
vous allez - u gaat
ils / elles vont - zij gaan

ook nodig in ex. 31*!


Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien

0

Slide 31 - Vidéo

weetjes en spelletjes
op de volgende pagina vind je een link naar 
de website franszelfsprekend met weetjes en spelletjes.
je kunt ook nog een beetje rondkijken op deze site. 

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Lien