V2 - 8.5 - Druk

8.5 - Druk
Benodigheden
- Boeken
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
- Ja
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

8.5 - Druk
Benodigheden
- Boeken
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
- Ja

Slide 1 - Diapositive

Programma
Leerdoelen
Voorkennis
Uitleg
Opgaven

Slide 2 - Diapositive

1 Ik weet wat druk is, en welke grootheden en eenheden daarbij horen.
2 Ik kan rekenen met p, F en A, in Newton en cm2. 
3 Je kunt uitleggen wat de uitwerking van druk is.
Natuurlijk zijn de leerdoelen ook te vinden in de leerlijst!

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je vertellen in hoeverre je de leerdoelen beheerst.

Slide 3 - Diapositive


De middencirkel bij een voetbalveld heeft een straal van 9,15 m. Laat met een berekening (incl. 3 stappenplan) zien hoe groot de oppervlakte van de cirkel is. Klaar? Hoeveel kost het graszaad voor die oppervlakte?

Slide 4 - Question ouverte

Zoek op blz 187 van je tekstboek. Wat is het symbool van druk?

Slide 5 - Question ouverte


Hiernaast zie je een punaise. Je duwt er op met een kracht van 25 N. Het oppervlakte is 0,021 cm2. Om de druk te berekenen gebruik je de formule p = F / A. Laat met het stappenplan zien hoe groot de druk in de punt is is. 

Slide 6 - Question ouverte


Bij welke spijker kun je de minste kracht  leveren om hem in het hout te slaan.
A
B
A
Spijker A, door de punt heb je een klein oppervlakte waardoor de uitwerking van de kracht groter is.
B
Spijker A, door de kop heb je een groot oppervlak waardoor de uitwerking van de kracht kleiner is.
C
Spijker B, door de platte onderkant heb je een groot oppervlak en dus een grotere uitwerking van de kracht.
D
Spijker B, door de platte bovenkant heb je een groot oppervlak en dus een grotere uitwerking van de kracht.

Slide 7 - Quiz

Druk
A
B
Spijker A heeft een scherpe punt, dus een klein oppervlak. Hierdoor oefent hij een grote druk uit op de plank.
Druk = Verdeling van de kracht over het oppervlakte.
Weet je nog hoe je oppervlakte berekent?

Slide 8 - Diapositive

Druk berekenen:
druk = kracht : oppervlakte



Grootheid
Symbool
Eenheid
Afk.eenheid
Druk
p
Newton per vierkante centimeter
N/cm2
druk = p in N/cm2
kracht = F in N
Oppervlakte = A in cm2  
Hoe groter de druk, hoe groter de gevolgen

Slide 9 - Diapositive

Grootheid
Symbool
Eenheid
Afk.eenheid
Druk
F
vierkante centimeter
Sleep de onderstaande woorden naar de juiste plek in de tabel.
p
kracht
cm2
N/cm2
Newton
Oppervlakte
N
Newton per vierkante centimeter
A

Slide 10 - Question de remorquage


Voorbeeldvraag 6:
Luuk en Theo hebben beide een massa van 80 kilogram, hierdoor hebben ze een gelijke zwaartekracht. Luuk heeft schoenen met een zooloppervlak van 120 cm2 en Theo heeft schoenen met een zooloppervlak van 140 cm2. Op een koude winteravond lopen Theo en Luuk samen door de sneeuw naar huis. Eén van de twee heeft er meer moeite mee om door de sneeuw te lopen, omdat hij verder wegzakt. Wie zou dat zijn?
D: Wie zal er verder wegzakken in de sneeuw, Theo of Luuk? Verklaar je antwoord.

Slide 11 - Question ouverte


Voorbeeldvraag 6:
Luuk en Theo hebben beiden een massa van 80 kilogram, hierdoor hebben ze een gelijke zwaartekracht. Luuk heeft schoenen met een zooloppervlak van 120 cm2 en Theo heeft schoenen met een zooloppervlak van 140 cm2. Op een koude winteravond lopen Theo en Luuk samen door de sneeuw naar huis. Eén van de twee heeft er meer moeite mee om door de sneeuw te lopen, omdat hij verder wegzakt. Wie zou dat zijn?
A: Bereken de zwaartekracht op alleen Luuk en bereken de zwaartekracht op alleen Theo.

Slide 12 - Question ouverte


Voorbeeldvraag 6:
Luuk en Theo hebben beiden een massa van 80 kilogram, hierdoor hebben ze een gelijke zwaartekracht. Luuk heeft schoenen met een zooloppervlak van 120 cm2 en Theo heeft schoenen met een zooloppervlak van 140 cm2. Op een koude winteravond lopen Theo en Luuk samen door de sneeuw naar huis. Eén van de twee heeft er meer moeite mee om door de sneeuw te lopen, omdat hij verder wegzakt. Wie zou dat zijn?
C: Bereken de druk die Luuk uitoefent op zijn ondergrond.

Slide 13 - Question ouverte

Huiswerk
  • Maken en nakijken §8.5
  • 2 t/m 14, 8 en 11 overslaan

Slide 14 - Diapositive