1kt 12.4

Programma

Leerdoelen


Aan de slag

Afsluiten


Programma     2 juli
  • Start
  • Terugblik
  • Lesdoelen
  • Uitleg 12.3
  • Aan de slag 12.3
  • Afsluiting
Oplossingen afronden
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Programma

Leerdoelen


Aan de slag

Afsluiten


Programma     2 juli
  • Start
  • Terugblik
  • Lesdoelen
  • Uitleg 12.3
  • Aan de slag 12.3
  • Afsluiting
Oplossingen afronden

Slide 1 - Diapositive

12.3 Vergelijking oplossen
Stappenplan

0) Noteer de vergelijking
1) Maak een pijlenketting bij de vergelijking
2) Maak de omgekeerde pijlenketting en vul deze in.
3) Los de vergelijking op (Noteer de oplossing: IN-getal).
4) Controleer je antwoord met de formule.

voorbeeld

Slide 2 - Diapositive


De mooiste fout!
Maak een foto van opgave 25bc uit je schrift.
Upload deze hieronder!

Slide 3 - Question ouverte

Lesdoelen

Aan het eind van deze les ..


.. kun je een vergelijking oplossen.

.. kun je een oplossing op de juiste manier afronden.








Slide 4 - Diapositive

12.4 Afronden

Slide 5 - Diapositive

Aan de slag

Maken en nakijken 28 t/m 34


Klaar? 

Kijk je werk na en maak de oefentoets, 

test jezelf of extra oefening.



Werken in stilte of 

op fluitstertoon!




timer
30:00

Slide 6 - Diapositive


Noteer 1 vraag die je nog
wilt stellen 
of een opgave die je lastig vindt.

Slide 7 - Question ouverte


Noteer 2 dingen die je tijdens 
deze les hebt geleerd.

Slide 8 - Question ouverte

11.4 Hoeken berekenen 

Hoekensom driehoek = 180 graden 

Hoekensom vierhoek = 360 graden


Gestrekte hoek = 180 graden

Rechte hoek = 90 graden

Volle hoek = 360 graden

Overstaande hoeken zijn even groot.

Basishoeken zijn even groot.

Slide 9 - Diapositive

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 
a5=b

Slide 10 - Diapositive

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?
a5=b

Slide 11 - Diapositive

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?     
a5=b
a5=85

Slide 12 - Diapositive

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?     
 
Los de vergelijking op:                 
a5=b
a5=85

Slide 13 - Diapositive

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?     
 
Los de vergelijking op:                 
a5=b
a5=85
a=17

Slide 14 - Diapositive