Woordenschat H1 les 1

Lesplanning
* theorie en oefeningen woordenschat

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning
* theorie en oefeningen woordenschat

Slide 1 - Diapositive

Zo meen ik dat ook jij bent  
 
zoals de koelte 's nachts langs lelies  
en langs rozen  
als wit koraal en parels diep in zee  
zoals wat schoon is rustig schuilt  
maar straalt wanneer ik schouwen wil  
zo meen ik dat ook jij bent  
als melk  
als leem  
en 't bleke rood van vaal gesteent  
of porselein  
zoals wat ver is en gering  
en lang vergeten voor het oud is  
zoals een waskaars en een koekoek  
en een oud boek en een glimlach  
en wat onverwacht en zacht is en het eerste  
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig  
gaaf maar broos is  
zo meen ik dat ook jij bent  
Jan HanloZo meen ik dat ook jij bent – Jan Hanlo
Zo meen ik dat ook jij bent  
 
zoals de koelte 's nachts langs lelies  
en langs rozen  
als wit koraal en parels diep in zee  
zoals wat schoon is rustig schuilt  
maar straalt wanneer ik schouwen wil  
zo meen ik dat ook jij bent  
als melk  
als leem  
en 't bleke rood van vaal gesteent  
of porselein  
zoals wat ver is en gering  
en lang vergeten voor het oud is  
zoals een waskaars en een koekoek  
en een oud boek en een glimlach  
en wat onverwacht en zacht is en het eerste  
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig  
gaaf maar broos is  
zo meen ik dat ook jij bent  
                                                                                                                             Jan Hanlo

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van deze lessenserie kun je: 
  • vergelijkingen herkennen en benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Vergelijkingen
In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: 
                         het object (o)               en             het beeld (b)

Joris en Erick (de objecten) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld)

Tussen object en beeld is een overeenkomst: ‘gaat heel snel’. Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld: als. 
Andere verbindingswoorden zijn: zo … als, lijkt wel, is net, een … van een …. 


Slide 4 - Diapositive

Nog een paar voorbeelden van vergelijkingen:   
- Die man lijkt wel een beer!

- Lachen als een boer die kiespijn heeft. 

- Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 5 - Diapositive

– Je kamer lijkt wel een slagveld.   

– Wat een schat van een kind hebben jullie toch!  

- De zon schijnt alsof we in Frankrijk op vakantie zijn.

Slide 6 - Diapositive

Metafoor: het object weglaten en vervangen door het beeld. Zoek zelf de betekenis van het beeld:
  • Niemand wil vriendin zijn met zo’n heks (b). =  
  • We staan op de drempel ( b) van een nieuwe tijd.
  • Je (o) bent een rund (b) als je met vuurwerk stunt.

Werkwoorden kunnen een metafoor zijn:   
  • Veronique vliegt (b) door die spannende boeken.


heel onaardig meisje (o). 
aan het begin (o).  
een stommeling (o)   
leest heel snel (o)
timer
1:30

Slide 7 - Diapositive

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn vaak metaforen:    
– Kleine potjes hebben grote oren (b). =  

– Appels met peren vergelijken (b) = 
Kinderen horen alles (o).  
een overeenkomst zoeken tussen twee zaken die niet met elkaar te vergelijken zijn (o).   
timer
1:00

Slide 8 - Diapositive

Iedereen gebruikt metaforen, ook in de politiek! Luister naar Lubach en schrijf minimaal 5 metaforen op.

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag!

Maak opdracht 1 en 3 (H1 woordenschat).
timer
10:00

Slide 10 - Diapositive

Antwoorden opdracht 1
a wezel
b mol
c kwartel
d hoentje
e vis
f spin
g vos
h beer
i vogel
j hond

Slide 11 - Diapositive

Antwoorden opdracht 3
a een dijk (b) van een conditie (o)
b een draak (b) van een film (o)
c een kalf (b) van een hond (o)
d een kast (b) van een huis (o)
e een kwal (b) van een vent (o)
f een reus (b) van een kerel (o)
g een schat (b) van een meid (o)
h een wolk (b) van een baby (o)

Slide 12 - Diapositive

Opdracht
Maak opdracht 2 van H1 woordenschat

Slide 13 - Diapositive

Welke uitdrukking past in de zin?
Bij de NS komen veel klachten binnen van mensen die […] in de trein moeten staan
A
zo klaar als een knipmes
B
als haringen in een ton
C
net een spraakwaterval
D
zo klaar als een klontje

Slide 14 - Quiz

Zwijgen als ....

Slide 15 - Question ouverte

Geef de betekenis van
'leven als een god in Frankrijk'

Slide 16 - Question ouverte

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 17 - Question ouverte

Ik kan vergelijkingen herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 18 - Sondage

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage