Ma 15/12

Aan het eind van deze les:
- weet je wat je bij lezen § 1, 2 en 3 hebt gedaan
- ken je een tegenstellend, chronologisch, opsommend en toelichtend tekstverband
- weet je wat signaalwoorden zijn en wat deze te maken hebben met de tekstverbanden

Pak je schrift en je laptop
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Aan het eind van deze les:
- weet je wat je bij lezen § 1, 2 en 3 hebt gedaan
- ken je een tegenstellend, chronologisch, opsommend en toelichtend tekstverband
- weet je wat signaalwoorden zijn en wat deze te maken hebben met de tekstverbanden

Pak je schrift en je laptop

Slide 1 - Diapositive

Tekstverbanden
Chronologisch verband: geeft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan
Signaalwoorden: daarna, dan, eerst, inmiddels, intussen, later, nadat, nu, ooit, terwijl, toen, uiteindelijk, vervolgens, voordat

Opsommend verband: bepaalde zaken worden achter elkaar beschreven
Signaalwoorden: bovendien, daarnaast, en, om te beginnen, ook (nog), ten eerste, ten slotte, verder, vervolgens

Tegenstellend verband: laat tegenovergestelde zaken zien

Signaalwoorden: aan de ene kant ... aan de andere kant, tegenover, daarentegen, echter, hoewel, maar, ofschoon, ondanks dat, toch
Toelichtend verband: er wordt extra informatie ergens bij gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld
Signaalwoorden: als, bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals

Slide 2 - Diapositive

Chronologisch tekstverband
De gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde beschreven.
Herken je aan: Jaartallen 
Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst daarna, vervolgens, terwijl etc.

Voorbeeld: Als ik wakker wordt, stap ik eerst uit bed, daarna ga ik douchen. Vervolgens kleed ik me aan en doe ik mijn make-up terwijl ik ontbijt. 

Slide 3 - Diapositive

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 4 - Diapositive


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 5 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
toelichtend tekstverband
D
tegenstellend tekstverband

Slide 6 - Quiz

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 7 - Diapositive


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 8 - Question ouverte

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  slecht

Slide 9 - Question de remorquage

Tekstverband = toelichting
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 10 - Question de remorquage

 Opdracht 5

Slide 11 - Diapositive


“Ook is ... dan normaal" Van welk tekstverband is hier sprake? 
A
chronologisch tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
concluderend tekstverband
D
opsommend tekstverband

Slide 12 - Quiz

Lezen en maken 

Bladzijde 22: opdracht 1

Slide 13 - Diapositive

Weet je nu:
- wat je bij lezen § 1, 2 en 3 hebt gedaan?
- wat een tegenstellend, chronologisch, opsommend en toelichtend tekstverband is? 
- wat signaalwoorden zijn en wat deze te maken hebben met de tekstverbanden?


Slide 14 - Diapositive