2.2 Waarom zou je sparen?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Wat gaan we vandaag doen?

• Herhaling hoofdstuk 2 paragraaf 1
• Uitleg hoofdstuk 2 paragraaf 2
• bespreken opdrachten paragraaf 1
• Maken opdrachten
  
• Wat hebben we geleerd?

Leerdoelen 2.1

Na afloop van deze les ken/kan ik...

1. ... het verschil tussen directe en indirecte ruil opnoemen
2. ... uitleggen wat een saldo is
3. ... een saldo berekenen

Wat zijn voorbeelden van Giraal geld?

1. Creditcard
2. Betaalpas
3. Biljetten
4. Checks

Wat zijn voorbeelden van Chartaal geld

1. Incasso
2. 50 euro biljet
3. 10 eurocent munt
4. Pinpas

Is pinnen Giraal of Chartaal

1. Chartaal
2. Giraal
3. Beide
4. Geen van beide

Waarom zou je sparen?

Leerdoelen 2.2 :

• Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.
• Je weet wat rente is.
• Je kunt rente berekenen die je ontvangt of moet betalen.
• Je kent de geldfuncties.

Geldfuncties

Ruilmiddel                        Spaarmiddel                Rekenmiddel

Rol van de bank

Spaarmotieven

Sparen voor een doel

Sparen uit voorzorg

Sparen voor rente

rekenen met rente

Rente berekenen:

Je hebt €500,- gespaard.

Je krijgt 2% rente.

Hoeveel rente krijg je dan?

• (€500,- : 100) x 2 = €10,-

Je hebt €300,- gespaard.
Je krijgt 4% rente.
Hoeveel rente krijg je dan?

1. €1,20
2. €12,-
3. €120,-
4. €6,-

Als je iets koopt is geld een

1. rekenmiddel
2. ruilmiddel
3. spaarmiddel
4. bankmiddel

Als je veel geld wilt hebben om iets duurs te kopen is geld een

1. rekenmiddel
2. ruilmiddel
3. spaarmiddel
4. bankmiddel

Als je wilt weten of de ene fiets duurder is dan de andere fiets dan is geld een

1. rekenmiddel
2. ruilmiddel
3. spaarmiddel
4. bankmiddel

Als je geld naar de bank brengt dan is geld een

1. rekenmiddel
2. ruilmiddel
3. spaarmiddel
4. bankmiddel

Wanneer je iets koopt, gebruik je geld als rekenmiddel

1. juist
2. onjuist

Geld is een ruilmiddel als je de prijs van verschillende telefoons vergelijkt

1. juist
2. onjuist

Wat is geen reden om te sparen?

1. Sparen uit voor voorzorg
2. Sparen als rekenmiddel
3. Sparen voor rente
4. Sparen voor een doel

VRAGEN?

opdrachten maken

Huiswerk

Lees de theorie en begrippen op bladzijde 42 t/m 45

1. verplicht rekenopdrachten 19, 20 en 22
2. voor het oefenen van de begrippen kies je uit 1 van de volgende opdrachten

• Kies  6 opdrachten uit opdracht 14, 15, 16, 17, 18, 21, 23, 24 en 25  of
• Maak de kruiswoordpuzzel

Klaar: nakijken hoofdstuk 2 paragraaf 1

bespreken opdrachten paragraaf 1

Wat heb je geleerd?

Leerdoelen:

• Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.
• Je weet wat rente is.
• Je kunt rente berekenen die je ontvangt of moet betalen.
• Je kent de geldfuncties.