Samentrekkingen

Samentrekkingen
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Samentrekkingen

Slide 1 - Diapositive

Inhoud
Nakijken huiswerk
Korte herhaling samengestelde zinnen
Uitleg & oefenen samentrekkingen
Verwerkingsopdrachten 

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog over de beknopte bijzin?

Slide 3 - Carte mentale

Samengestelde zinnen:

Slide 4 - Diapositive

Hoofdzin- bijzin
Een bijzin is een onderdeel van een hoofdzin. Het is dus in feite een zinsdeel, maar dan met een eigen pv. Daarom noem je een bijzin ook wel een zinsdeelzin. 

Van een bijzin/ zinsdeelzin kun je ook een gewoon zinsdeel maken, door hem te vervangen door een enkel woord.  

Slide 5 - Diapositive

voorbeeld zinsdeelzin
Wie van soep houdt, moet eens bij Kathy's gaan eten.

Wat is hier de bijzin? Het deel van de zin dat je door een enkel woord kunt vervangen.

Wie van soep houdt > Kees > Kees moet eens bij Kathy's gaan eten. 

Slide 6 - Diapositive

zinsdeelzin = zinsdeelfunctie
Wie van soep houdt > Kees > Kees moet eens bij Kathy's gaan eten. 

{Wie van soep houdt} ow-zin, moet eens bij Kathy's gaan eten. 

Slide 7 - Diapositive


Al pratende met haar hofdame knikte Maxima vriendelijk naar de aanwezige journalisten.



1 Onderstreep de beknopte bijzin. 

2 Maak van de bekn.bijzin een bijzin

Slide 8 - Diapositive

Nakijken huiswerk:
Houd je schrift in de buurt:

Slide 9 - Diapositive

Hebben jullie gelezen wat de krant over de aanslag schreef?
A
Hebben jullie gelezen = hoofdzin
B
Hebben jullie gelezen = bwb-bijzin
C
wat de krant over de aanslag schreef? = lv-bijzin
D
wat de krant over de aanslag schreef? = bwb-bijzin

Slide 10 - Quiz

Wie hem helpt met het opknappen van zijn tuin, geeft hij een stekje.
A
wie t/m opknappen = ow-bijzin
B
geeft t/m stekje = mv-bijzin
C
wie t/m tuin = lv-bijzin
D
wie t/m tuin = ow-bijzin

Slide 11 - Quiz

Wat Maarten in de vitrine van de banketbakker ziet wil hij graag eten.
A
Wat t/m ziet = hoofdzin
B
Wat t/m ziet = lv-bijzin
C
wil t/m eten = bwb-bijzin
D
Wat t/m ziet = ow-bijzin

Slide 12 - Quiz

Ik neem mijn paraplu mee, omdat het vanmiddag gaat regenen.
A
Omdat t/m regenen = hoofdzin
B
Omdat t/m regenen = lv-bijzin
C
Ik t/m mee = ow-bijzin
D
Omdat t/m regenen = bwb-bijzin

Slide 13 - Quiz

Samentrekking
Doel: efficiënt spreken/ schrijven. 
Voorkomen van herhalingen in een zin:

Op ballet leren we klassiek ballet, modern ballet en jazzballet.

Slide 14 - Diapositive

Typen samentrekking
Voorwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt vooraan in de samentrekking genoemd.
  • een mooi horloge en een lelijk ~

Achterwaartse samentrekking:  het gemeenschappelijke deel wordt achteraan in de samentrekking genoemd.
  • in voor- en tegenspoed

Slide 15 - Diapositive

Niveaus van samentrekking
woordniveau: een woorddeel wordt weggelaten en op de plek van het weggelaten woorddeel wordt een streepje genoteerd: 
  • voorwaarts: bakkersbollen en -speculaas
  • achterwaarts: voor- en achteruitgang

Slide 16 - Diapositive

Niveaus van samentrekking
Woordgroepsniveau: binnen een woordgroep worden een of meer woorden weggelaten:
voorwaarts: gescheiden mannen en vrouwen
achterwaarts: grote en middelgrote steden

Slide 17 - Diapositive

Niveaus van samentrekking
zinsniveau: een of meer zinsdelen (ow, wg, lv, mv, bwb etc.) die twee keer voorkomen worden weggelaten.
  • (voorwaarts) Mees gaat op de fiets en Joia (...) op de scooter
  • (achterwaarts) Wij werken (...) en onze kinderen studeren elke dag van de week.

Slide 18 - Diapositive

Ela geeft in het sportcentrum zelf streetdancelessen en steplessen.
Welk woord(deel) mag je weglaten?
A
zelf
B
sport
C
lessen (van streetdance)
D
lessen (van step)

Slide 19 - Quiz

Welk zinsdeel ontbreekt in de samentrekking?
"Lotte is heel grappig en past eigenlijk totaal niet bij die saaie Martijn."
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Quiz

"Van de 16e tot de 20e eeuw was het Britse rijk groter dan ooit."
Wat voor type samentrekking?
A
op woordniveau
B
op woordgroepsniveau
C
op zinsniveau
D
geen samentrekking in deze zin

Slide 21 - Quiz

Maak opdracht 2 en 3 (p. 160)

Slide 22 - Diapositive

Formuleren - foutieve samentrekking 

Aan het eind van deze les:
  • weet je wat een foutieve samentrekking is
  • kun je een foutieve samentrekking verbeteren

Slide 23 - Diapositive

foutieve samentrekking

Slide 24 - Diapositive

Welke foutieve samentrekking?
''Ik zet koffie en de bloemen op tafel.''
A
verschil in grammaticale functie
B
verschil in getal
C
verschil in betekenis

Slide 25 - Quiz

Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet. Is hier sprake van een foutieve samentrekking?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz

Welke foutieve samentrekking?
''Ik zet koffie en op tafel.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis

Slide 27 - Quiz

In welke zin is sprake van een foutieve samentrekking?
A
Deze man is depressief omdat hij door herinneringen uit het verleden wordt gekweld.
B
Het beste dat je kunt doen met die lelijke wond is naar de dokter gaan.
C
De nieuwe leden werden gevraagd de contributie steeds voor het einde van de maand te betalen.
D
Tijdens het gala werd Peter tot beste coach en Marijke en Petra tot meest sportieve speelsters uitgeroepen.

Slide 28 - Quiz

Opdracht 
Maak nu opdracht 3, 4 en 5 op p. 160 en 162

Slide 29 - Diapositive