Voortplanting en voortplaningsstelsels

Voortplanting en voortplantingsstelsels
1 / 58
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 58 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Voortplanting en voortplantingsstelsels

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn geslachtskenmerken?
  • Primaire geslachtskenmerken heb je vanaf je geboorte
  • Secundaire geslachtskenmerken ontwikkel je vanaf de puberteit

Je wordt vruchtbaar in de puberteit 
jongen - start productie zaadcellen
meisje - ongesteld  (eicel rijpen)

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe werken de geslachtsorganen van een man?
De zaadballen produceren vanaf de puberteit zaadcellen.
Opgeslagen in de bijballen.

50-70 miljoen zaadcellen per dag

Slide 3 - Diapositive

onderdelen bespreken, wat is het/ hoe werkt het
Zaadlozing
  1. Spiertjes bijballen trekken samen, persen zaadcellen de zaadleiders in
  2. Zaadblaasjes en prostaat trekken samen, voegen zaadvocht toe (zaadvocht + zaadcellen = sperma)
  3. Via de urinebuis verlaat sperma het lichaam

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wist je dat?
  • De zwellichamen zich vullen met bloed waardoor de penis in erectie komt?
  • De prostaat de urinebuis bij de blaas dichtknijpt zodat een man nooit tegelijk kan plassen en klaarkomen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

onderdelen bespreken - wat is het, wat doet het
Vruchtbare moment
  • De eicel komt vrij in één van de eileiders 
  • De zaadcellen komen achterin de vagina terecht
  • De zaadcellen zwemmen door de baarmoeder richting beide eileiders
  • Eén zaadcel kan de eicel bevruchten (in de eileider)

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rijpende eicel
  1. Onrijpe eicellen zitten in eierstok in blaasjes = follikels
  2. De eicel groeit/neemt voedingsstoffen op en het follikel neemt vocht op
  3. Na 14 dagen is follikel zo groot dat ie knapt (= ovulatie/ eisprong), de eicel komt nu in de eileider terecht.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ondertussen in de baarmoeder...

Voor het geval de eicel bevrucht zou worden (en er een kindje komt), moet de baarmoeder zich voorbereiden..

Tijdens het rijpen van het eitje wordt het baarmoederslijmvlies steeds dikker.
Wordt het eitje niet bevrucht, dan laat dit slijmvlies weer los = menstruatie/ ongesteld

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Menstruatiecyclus
  1. Menstruatie en rijping van eicel
  2. Baarmoederslijmvlies wordt dikker
  3. Eisprong (ovulatie)
  4. Baarmoederslijmvlies blijft dik

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

tweelingen
eeneiige tweeling:




  • één bevruchte eicel die zich splitst
  • hebben zelfde geslacht, lijken sprekend op elkaar

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

tweelingen
twee-eiige tweeling:




  • twee bevruchte eicellen
  • geslacht kan verschillende zijn

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zwangerschap voorkomen


     Voorbehoedsmiddelen

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke secundaire geslachtskenmerken hebben zowel mannen als vrouwen?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van onderdeel 1?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het mannelijke geslachtsorgaan?
zaadbal
bijbal
prostaat
zaadblaasje
penis
zaadleider
1
2
3
4
5
6
7

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Lien

leerlingen kunnen hier oefenen
Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het vrouwelijke geslachtsorgaan?
eileider
eierstok
baarmoeder
schaamlip
vagina
baarmoedermond
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11

Slide 31 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het vrouwelijke geslachtsorgaan?
eileider
eierstok
baarmoeder
schaamlip
vagina
baarmoedermond
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11

Slide 32 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

In de                        zitten de onrijpe                 in de                 .
Wanneer de eicel rijp is vindt er een                   plaats.
De rijpe eicel komt na de ovulatie in de                .
De eileider vervoert de            naar de                           . 
Tijdens de                         wordt het baarmoederslijmvlies dikker.
eicelrijping
eicel
eisprong
eierstokken
baarmoeder
eileider
follikels
eicellen

Slide 33 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de woorden bij de juiste onderdelen.
zaadcel
celkern
kop
staart
eicel

Slide 34 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbehoedsmiddelen voorkomen altijd een zwangerschap
A
Ja, want daar zijn ze tenslotte voor
B
Nee, want als ze verkeerd gebruikt worden werken ze niet

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Twee weken na de eerste dag van de menstruatie is de vrouw meestal vruchtbaar
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je de pil slikt kun je niet zwanger worden
A
klopt niet, ook als je de pil slikt kun je zwanger worden
B
klopt, ook als je hem af en toe vergeet
C
klopt, mits je hem goed gebruikt

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er is maar één anticonceptiemiddel dat tegen zwangerschap én soa's bescherming biedt en dat is
A
het pessarium
B
het condoom
C
de prikpil
D
geheel onthouding

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer je geslachtsgemeenschap hebt tijdens de menstruatie van de vrouw, kan zij niet zwanger worden
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van onderdeel 4?

Slide 40 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft een kleuter van 5 jaar secundaire geslachtskenmerken?

A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar worden zaadcellen gemaakt?
A
Bijballen
B
Teelballen
C
Zwellichamen
D
Prostaat

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het vrijkomen van een eicel uit de eierstok noemen we
A
Ovulatie
B
Orgasme
C
Innesteling
D
Bevruchting

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een eicel heeft geen celkern
A
Waar
B
Niet waar

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Komt sperma bij de geslachtsgemeenschap eerst in de baarmoeder?

A
ja
B
nee

Slide 45 - Quiz

eerst in de vagina
Bevruchting is een ander woord voor geslachtsgemeenschap.

A
waar
B
niet waar

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
A
Tijdens de menstruatie
B
tijdens de ovulatie
C
Vlak na de menstruatie
D
Vlak voor de menstruatie

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatiecyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie

Slide 48 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je dag 11 t/m 15 van de menstruatiecyclus?
A
menstruatie
B
ovulatie
C
bevruchting
D
vruchtbare periode

Slide 49 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de puberteit ontstaan secundaire geslachtsorganen ....
A
door hormonen
B
door ouder worden
C
door medicijnen
D
door groeien

Slide 50 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan welke geslachtskenmerken kun je het verschil zien tussen jongens en meisjes?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Primaire en secundarie geslachtskenmerken
D
Aan geen van beiden

Slide 51 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Baarmoeder
Eileider
Eierstok
Urineblaas
Urinebuis
Vagina

Slide 52 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De bevalling, sleep de woorden naar de juiste plaats
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 53 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de volgorde van een zwangerschap en bevalling?
Embryo
Foetus
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Indaling

Slide 54 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Een vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus.
Ze is ongesteld geworden en heeft dit op de kalender aangegeven (zie afbeelding).

Op welke datum ongeveer heeft haar laatste ovulatie waarschijnlijk plaatsgevonden?

A
24 februari
B
1 maart
C
10 maart
D
17 maart

Slide 55 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Charlotte heeft op een kalender aangeven wanneer ze menstrueert. Op 7 februari begon haar menstruatie. Charlotte menstrueert 4 dagen en haar cyclus is erg regelmatig en duurt 28 dagen.
Op welke dag zal haar ovulatie waarschijnlijk plaatsvinden?

A
Op 20 februari
B
Op 26 februari
C
Op 2 maart
D
Op 6 maart

Slide 56 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg uit waardoor een zwangerschap niet mogelijk is bij een vrouw met een te dun baarmoederslijmvlies.

Slide 57 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een gesteriliseerde man hoeft geen condooms te gebruiken als
voorbehoedmiddel. Toch gebruikt zo’n man wel eens condooms.
Noem een andere functie van een condoom bij geslachtsgemeenschap dan
het voorkomen van een zwangerschap.

Slide 58 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions