Do 10 nov Lezen : Publiek

Publiek
  • Om het doel te bereiken moet het aansluiten bij het publiek.
  • Voor wie/welke groep schrijf je?
  • Je kunt zien wie het publiek is aan:
    het onderwerp
    de bron
    de lay-out
    het taalgebruik 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Publiek
  • Om het doel te bereiken moet het aansluiten bij het publiek.
  • Voor wie/welke groep schrijf je?
  • Je kunt zien wie het publiek is aan:
    het onderwerp
    de bron
    de lay-out
    het taalgebruik 

Slide 1 - Diapositive

Soorten publiek
  • Kleiner, gespecialiseerd publiek 
  • Breed publiek

Slide 2 - Diapositive

tekstdoelen
  • amuseren: het publiek vermaken
  • informeren: het publiek uitleggen hoe iets in elkaar zit
  • opiniëren: het publiek zelf een mening laten vormen
  • overtuigen: het publiek een mening laten overnemen
  • activeren: het publiek aanzetten iets (niet) te gaan doen

Slide 3 - Diapositive

Pas je woordgebruik aan je publiek aan
Een tekst schrijf je voor een publiek. Hoe beter je rekening houdt met je publiek, hoe beter je tekst gelezen wordt.

  • Ken je het publiek voor wie je schrijft persoonlijk?
  • Weet je publiek al veel van het onderwerp?
  • Bestaat je publiek vooral uit kinderen?

Slide 4 - Diapositive

Het publiek
  • Voor wie schrijf je?
  • Tekst heeft bijna altijd een publiek. 
  • Mogelijk publiek: vrienden, docent, ouders, bedrijf
  • Publiek bepaalt wat je schrijft en hoe je dit doet
  • Verplaats je in het publiek

Slide 5 - Diapositive

Publiek
Als je een tekst schrijft, moet je dus rekening houden met je publiek. Je past je toon en woordkeuze aan je publiek aan.



Slide 6 - Diapositive

Drie soorten publiek
- breed publiek
- kleiner, gespecialiseerd publiek
- publiek van één persoon of een kleine groep personen

Slide 7 - Diapositive

Publiek nieuwsgierig maken
Introduceer je onderwerp
Stel jezelf voor
Vertel de opbouw van je presentatie
Geef aan wanneer je publiek vragen kan stellen.
Deelonderwerpen komen aan bod
Gebruik van de signaalwoorden: eerst, vervolgens, bovendien, ook. 
Samenvatting of conclusie
Geef een tip of geef een opvallende uitspraak
Zijn er nog vragen?
Bedank het publiek

Slide 8 - Question de remorquage

Breed publiek
 gespecialiseerd publiek
Eén persoon 

Slide 9 - Question de remorquage

Sleep de plaatjes naar de juiste doelgroep/publiek
volwassenen
amateur kok
jongeren

Slide 10 - Question de remorquage

Nieuwsbericht in de krant
Tijdsschriftartikel of Voetbal
Een sollicitatiebrief
Groot publiek
Gespecialiseerd publiek
Klein publiek

Slide 11 - Question de remorquage

breed publiek
kleiner publiek
een persoon of een klein groepje
een mail aan de leraar wiskunde
de lezer weet nog (bijna) niets over het onderwerp
De schrijver gaat er van uit dat de lezer al iets over het onderwerp weet. 
een verjaardagskaart
Alle bejaarden van Nederland
een publiek dat een bepaald onderwerp erg leuk vindt. bv. alle paardenliefhebbers
een uitnodiging aan een groepje van vier vriendinnen om te gaan high tea'en 
teksten de de krant of weekblad.
Algemene onderwerpen
alle fans van Max Verstappen

Slide 12 - Question de remorquage

Alle jongeren tussen de 12 en 18 jaar
voetbal
liefhebbers
een vakantie
vriendin
een persoonspubliek
breed publiek
gespecialiseerd publiek

Slide 13 - Question de remorquage

Alle jongeren tussen de 12 en 18 jaar
voetbal-
liefhebbers
een vakantie-
vriend(in)

eenpersoons-
publiek

breed publiek

gespecialiseerd publiek

Slide 14 - Question de remorquage

Huiswerk voor ma 14 nov
Maken opdr. 51

Leren blz. 45 Tekstsoorten en tekstvormen het gele kader
Leren blz. 46 "Publiek' het gele kader
Maken 52, en 53 van Schrijven blok 1




Slide 15 - Diapositive