3.9 woordenschat "De burger krijgt hulp"

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

het conflict

1. Je kunt iemand niet meer uitstaan
2. Pestgedrag op het werk
3. Ruzie, verschil van mening
4. Een woede-uitbarsting

alarm slaan

1. Waarschuwen voor gevaar
2. Op het knopje drukken
3. De bel luiden
4. In paniek schreeuwen

de controle hebben over

1. Alles nakijken wat er is gedaan
2. Opzoeken of iets wel klopt
3. In de hand hebben, beheersen
4. Een apparaat bedienen

aantreffen

1. Raak schieten
2. Ergens komen en iemand daar zien.
3. Iemand groeten.
4. Een bekende ontmoeten.

de burger

1. Iemand die woont in gemeente of een land; een inwoner
2. Een broodje met vlees en kaas
3. Een lid van de regering
4. Iemand die het recht heeft om te stemmen

preventief

1. Problemen oplossen
2. Ervoor zorgen dat iets vervelends niet gebeurt
3. Een alarmsysteem
4. Als iets is misgegaan, plannen bedenken hoe het beter kan

geregeld

1. Regelmatig terugkerend
2. Goed georganiseerd
3. Volgens de regels
4. geld van gere

de hulpdiensten

1. Organisaties die je komen helpen
2. Artsen Zonder Grenzen / Het Rode Kruis
3. De dierenambulance
4. Politie, brandweer en ambulance

het welzijn

1. Bestaan
2. de welvaart
3. Toestand waarin je je prettig voelt en alles hebt wat je nodigt hebt
4. Rijkdom

er is sprake van

1. Er wordt teveel gepraat
2. Iemand heeft dit gezegd
3. Het is zo, men is het van plan
4. Alle drie de vorige antwoorden

veroorzaken

1. Problemen maken
2. Het apparaat aanzetten
3. Ervoor zorgen dat iets niet gebeurt
4. De reden zijn waarom iets gebeurt

anoniem

1. Onder een valse naam
2. Onbekend
3. Doen alsof je iemand anders bent
4. Zonder je naam bekend te maken