3MT1D 3MT2D Taalverzorging: 2.2 Persoonsvorm in de verleden tijd 5 maart
Taalverzorging 2.2
Persoonsvorm in
de verleden tijd
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1
Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Taalverzorging 2.2
Persoonsvorm in
de verleden tijd
Slide 1 - Diapositive
Weekplanning
Doel van de les
Wat weet je al?
Theorie
Klassikale inoefening
Aan de slag: Zelfstandig opdrachten maken
Heb je je doel behaald? Wat heb je nog nodig en wat kun je er zelf aan doen?
Programma vandaag:
Slide 2 - Diapositive
Je spelt de persoonsvorm in de verleden tijd correct
Doel van de les:
Slide 3 - Diapositive
Weekplanning:
Zie ook:
Teams >
Nederlands >
Bestanden >
Slide 4 - Diapositive
Bestaat er een ezelsbruggetje om de verleden tijd goed te spellen?
Wat weet je nog:
Slide 5 - Diapositive
Verleden tijd
Hij (antwoorden) ......... heel snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoordden
Slide 6 - Quiz
Krabben - verleden tijd enkelvoud
A
krabte
B
krabbte
C
krabde
D
krabtde
Slide 7 - Quiz
Wat is de verleden tijd van
het werkwoord
verven?
A
ik verfte
B
ik verfde
C
ik vervde
D
ik vervte
Slide 8 - Quiz
Welke zin staat in de juiste vorm in de verleden tijd? (het werkwoord: verhuizen)
A
Elin verhuiste naar Engeland.
B
Elin verhuisde naar Engeland.
C
Elin verhuizde naar Engeland.
D
Elin verhuistte naar Engeland.
Slide 9 - Quiz
Noem
3 voorbeelden van sterke werkwoorden
Slide 10 - Carte mentale
Noem
3 voorbeelden van zwakke werkwoorden
Slide 11 - Carte mentale
Theorie:
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
apps.noordhoff.nl
Slide 24 - Lien
Kies de juiste persoonsvorm van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd.
1. De medewerkers van de groenvoorziening kapte / kapten de bomen. 2. In de fabriek pakte / pakten het personeel de goederen in. 3. Het elftal speelde / speelden een fantastische wedstrijd.
Slide 25 - Question ouverte
Opdracht 1, 2 en 3
Klaar?
Extra opdracht 1 (en 2)
Trainers
Aan de slag
timer
1:00
Slide 26 - Diapositive
Welk cijfer geef je jezelf voor het correct spellen van de verleden tijd?