Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.
- Herhaling?
voor, achter, naast, in, op, door, over, uit, boven, onder, om, tegen, aan, binnen, buiten, langs, tijdens, sinds, bij, tot, zonder, met, behalve, naar, na, via, per, te, tegen, volgens…
- voor znw met lidwoord (sinds het feest)