29 nov 2L

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Leg je huiswerk open op tafel en pak je leesboek
Kauwgum in de prullenbak
Ga zitten volgens de plattegrond (vraag bij de docent jouw plaats)
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Leg je huiswerk open op tafel en pak je leesboek
Kauwgum in de prullenbak
Ga zitten volgens de plattegrond (vraag bij de docent jouw plaats)

Slide 1 - Diapositive

Boek lezen. Geen boek ? melden en nos.nl
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Vandaag:
  • huiswerk nakijken
  • woordsoorten : kww, hww, zww
  • korte pauze
  • maken/huiswerk
  • einde les

Slide 3 - Diapositive

huiswerk
Maak cursus 5 grammatica paragraaf 5 
opdracht 1,2,3,4,5 en 7

Slide 4 - Diapositive

Woordsoorten
Werkwoorden

Slide 5 - Diapositive

 Je leert wat een koppelwerkwoord is.

Je leert wat het verschil is tussen
zelfstandige, hulp- en koppelwerkwoorden.






Slide 6 - Diapositive

Werkwoorden
In een zin kun je drie verschillende soorten werkwoorden hebben:

1. zelfstandig werkwoord [zww]
2. hulpwerkwoord [hww]
3. koppelwerkwoord [kww]


Slide 7 - Diapositive

Herkennen van [hww] en [zww]
1. Als de zin maar één werkwoord heeft dan is dat zelfstandig:
Wij winnen de spannende wedstrijd.

2. Als de zin meerdere werkwoorden heeft dan is er maar één zelfstandig werkwoord, de rest zijn hulpwerkwoorden:
Wij hebben zaterdag de spannende wedstrijd gewonnen.
Wij willen zaterdag de spannende wedstrijd winnen.


Slide 8 - Diapositive


Wat is het zelfstandig werkwoord?

Hij wil volgend jaar zijn hele huis laten schilderen.
A
schilderen
B
wil
C
laten
D
zijn

Slide 9 - Quiz


Wat zijn de hulpwerkwoorden?

Ik hoop dat we de film in de bios kunnen gaan kijken.
A
hoop + kunnen + kijken
B
hoop + kunnen + gaan
C
kunnen + gaan
D
gaan + kijken

Slide 10 - Quiz

3. Koppelwerkwoord [kww]
Een koppelwerkwoord KOPPELT het onderwerp van de zin aan het bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. Het geeft een kenmerk of eigenschap.

Er zijn 6 koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen





Slide 11 - Diapositive

Ezelsbrug koppelwerkwoorden

Slide 12 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?
Een zelfstandig werkwoord geeft een handeling aan:
Jan loopt naar school (Jan doet een handeling) = zww

Een koppelwerkwoord geeft géén handeling aan.
Jan is heel moe (Jan doet géén handeling) = kww
Jan wordt blij van zijn hond (Jan wordt iets) = kww
Jan schijnt heel sterk te zijn. = kww

Slide 13 - Diapositive

Zww, Hww of Kww?
Een zin heeft dus ALTIJD een zww of een kww!
Alle andere werkwoorden zijn dan hww

John woont op de hoek van de straat. = zww
John lijkt een sportieve man. = kww
John kan heel goed voetballen. = hww + zww
Door trainen is hij heel goed geworden. = hww + kww

Slide 14 - Diapositive

'zijn' 
LET OP! Het werkwoord zijn kan alledrie zijn!

Ik ben op school. = zww (zich bevinden)
Ik ben gisteren naar de bios gegaan. = hww + zww
Ik ben heel sportief. = kww (eigenschap)


Slide 15 - Diapositive

 'worden'
LET OP! Het werkwoord worden kan hww/kww zijn!

Ik word morgen 16. = kww (eigenschap)
Er wordt veel gepraat over corona. = hww + zww



Slide 16 - Diapositive

3. Koppelwerkwoord [kww]
Een koppelwerkwoord KOPPELT het onderwerp van de zin aan het bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. Het geeft een kenmerk of eigenschap.

Er zijn 6 koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen





Slide 17 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?
Een zelfstandig werkwoord geeft een handeling aan:
Jan loopt naar school (Jan doet een handeling) = zww

Een koppelwerkwoord geeft géén handeling aan.
Jan is heel moe (Jan doet géén handeling) = kww
Jan wordt blij van zijn hond (Jan wordt iets) = kww
Jan schijnt heel sterk te zijn. = kww

Slide 18 - Diapositive

Wat is het KWW in deze zin?
'Een beter milieu begint bij jezelf.'

A
Beter
B
Begint
C
Er is geen KWW
D
Jezelf

Slide 19 - Quiz

Wat is het KWW in deze zin?
'Mijn oma wordt morgen honderd jaar.'
A
Wordt
B
Er is geen KWW
C
Honderd
D
Mijn oma

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive


De column in dit tijdschrift schijnt wel 8 spreekwoorden te bevatten. [zww] =
A
schijnt
B
bevatten

Slide 22 - Quiz


Helaas werd de camera boven het stoplicht niet opgemerkt. [hww] =
A
werd
B
opgemerkt

Slide 23 - Quiz


Tot onze verrassing bleek hij heel humoristisch te zijn. [kww] =
A
bleek
B
zijn

Slide 24 - Quiz


Voor de 3e keer dit jaar zijn ze aan het staken. [zijn] =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 25 - Quiz


Na zijn debuut bij FC Twente zou hij onverminderd fanatiek blijven. [blijven] =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 26 - Quiz


De slechte oogst is het gevolg van langdurige droogte. [is] =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 27 - Quiz

Welke definitie hoort bij wat?
hww
zww
kww
alle andere werkwoorden in de zin
geeft aan wat het onderwerp is/wordt
geeft aan wat het onderwerp doet

Slide 28 - Question de remorquage

Slide 29 - Lien

Korte pauze!
timer
5:00

Slide 30 - Diapositive

maken
Maak cursus 5 grammatica 
paragraaf 6
blz 216-217
opdracht 1,2,4
klaar ? taaloefenen.nl
timer
20:00

Slide 31 - Diapositive

Einde les 

Slide 32 - Diapositive