10 februari - herhaling

Welkom!
Lezen
Herhalen
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Lezen
Herhalen

Slide 1 - Diapositive

Spelling

Slide 2 - Diapositive


Je schrijft een hoofdletter:
  • aan het begin van een zin: Mijn beste vriendin woont hier dichtbij.
  • bij namen: Jens Verhoef, Albert Heijn, Ichthus College, Friesland, Schoolstraat
  • bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Rotterdamse, Frans

GEEN HOOFDLETTER: namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken

Slide 3 - Diapositive

Zo gebruik je leestekens:

Punt: na een gewone zin.
Vraagteken: na een vraag
Uitroepteken: om een zin extra nadruk te geven.

Komma:
  • tussen twee persoonsvormen: Als Joep slaagt, gaat hij op reis.
  • voor verbindingswoorden als doordat, maar, nadat, omdat, want, etc.

Slide 4 - Diapositive

Neem de zin over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

woont de heer a van den berg in de lente liever in nederland of in zweden

Slide 5 - Question ouverte

Noteer het verkleinwoord van de volgende woorden.
café, ketting, radio, worm

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het meervoud van ‘epidemie'?

A
epidemies
B
epidemiën
C
epidemieën

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van museum?
A
musea
B
musea's
C
museums

Slide 8 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Je vindt de ik-vorm door het hele werkwoord -en:
fietsen - ik fiets

ik erbij of jij/je erachter
ik-vorm
ik fiets, word jij
Enkelvoud (hij/zij/het)
ik-vorm + t
hij fietst, zij wordt
Meervoud (zij/wij/jullie)
wij-vorm
wij fietsen, jullie worden

Slide 9 - Diapositive

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
[…] (Redden) je broer zich een beetje nu hij op kamers […] (wonen)?

Slide 10 - Question ouverte



Persoonsvorm         > T.T.
                                       


                                        > V.T.


Geen persoonsvorm   







1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van klank

Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)

Slide 11 - Diapositive

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.

1. Ze […] (beven) van angst, omdat de wind nog aan de zeilen […] (rukken).
2. Steeds als de bliksem […] (flitsen), […] (verstoppen) de matrozen zich in hun bed

Slide 12 - Question ouverte

Onvoltooid deelwoord
  • Sam en Duco gaan fietsend naar de training.
  • Kletsend lopen Suus en Eva door de winkelstraat.

Regel:
  • Voor of na de persoonsvorm in de zin;
  • Altijd hele werkwoord + d;
  • Geeft aan hoe iemand iets doet.

Slide 13 - Diapositive

_____ (zoeken) naar een tekstbestand op zijn laptop heeft Jasper per ongeluk enkele bestanden gewist.
A
zoekend
B
zoekent

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

De hele buurt rook naar de verbrande/verbrandde autobanden.
A
verbrande
B
verbrandde

Slide 18 - Quiz

Gisteravond verwachte/verwachtte ik een mailtje van mijn nichtje uit Aruba.
A
verwachte
B
verwachtte

Slide 19 - Quiz

Grammatica

Slide 20 - Diapositive

1. zoek de persoonsvorm (pv)
verander de tijd
Maak een vraagzin (doe dit liever niet)
2. zoek het onderwerp (ow)
wie of wat + pv
3. zoek het werkw. / naamw. gezegde
wg =  alle werkwoorden in de zin
ng = kijk naar alle ww, is er een koppelwerkwoord? -> dan is er een ng. Schrijf de werkwoorden op + het naamwoordelijk deel 
4. zoek het lijd. voorw. (lv)
wie of wat + gezegde + ow
Let op: een zin met een ng, bevat NOOIT een lv
5. zoek het meew. vw. (mv)
aan wie + gezegde + ow + lv
Het stappenplan
6. zoek de bijwoordelijke bepaling (bwb)
waar? wanneer? waarom? waardoor? waarheen? hoe?

Als je de zin goed ontleed hebt, zijn alle zinsdelen die er overblijven bwb. Er kunnen dus meerdere bwb's in een zin zitten. 

Slide 21 - Diapositive

Maak OP FLUISTERTOON opdracht 1 t/m 4 Grammatica par. 11
en 
opdracht 1 t/m 4 Spelling par. 12 

Slide 22 - Diapositive

Spelling & werkwoordspelling 
Hoofdstuk 2
Hoofdletters & leestekens

Slide 23 - Diapositive

Waarom gebruiken we hoofdletters ?

Slide 24 - Carte mentale

HOOFDLETTERS

Waarom?


1) Hoofdletters maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


2) De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 25 - Diapositive

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 26 - Carte mentale

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 27 - Diapositive

Regel 1: begin van een zin
Uitzondering: Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 28 - Diapositive

Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Sophie Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 29 - Diapositive

Regel 2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 30 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 31 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 32 - Quiz

Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend van de regel, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 33 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max

Slide 34 - Quiz

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 35 - Diapositive

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 36 - Diapositive

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een cultureel, economisch of politiek gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.

  • In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 37 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
Westelijke zeestroom
B
westelijke zeestroom

Slide 38 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
amstellaan
B
Amstellaan

Slide 39 - Quiz

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter:
  • vaderdagontbijt

Slide 40 - Diapositive

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 41 - Diapositive

Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Religieuze en culturele stromingen en woorden die daarvan zijn afgeleid krijgen geen hoofdletter.
  • jodendom
  • jood
Maar heilige begrippen die bij de stroming horen wel.
  • God
  • Bijbel

Slide 42 - Diapositive

Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Een woord dat is afgeleid van een heilig begrip krijgt geen hoofdletter.
  • Hij ziet er goddelijk uit.
  • Er ligt een bijbel op het nachtkastje.

Slide 43 - Diapositive

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 44 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 45 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 46 - Quiz

Lees de tekst, leest het fijn?
veel mensen zijn nog druk bezig met het opruimen van de schade door de stormen dudley en eunice vooral eunice zorgde vrijdag voor enorm harde windstoten in het hele land rukte de wind dapkannen gevelplaten en zonnepanelen los ondertussen kwam storm franklin zondagavond alweer voorbij die storm was niet zo heftig als zijn zusje eunice maar ook franklin zorgde voor schade het is heel bijzonder dat die drie stormen zo snel langs elkaar over nederland raasden de laatste keer dat dat gebeurde is bijna honderd jaar geleden de drie stormen zijn allemaal ontwikkeld in hetzelfde gebied dat is een deel op tien kilometer hoogte met grote windsnelheden die stroom bleef lang op dezelfde plek hangen waardoor nederland en de omliggende landen dagen achter elkaar last hadden van harde windstoten

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Vidéo

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 49 - Carte mentale