Lezen H4 - feiten, meningen en argumenten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bij een opsommend verband maakt het uit in welke volgorde je de dingen zet, bij een chronologisch verband niet.

1. Waar
2. Niet waar

Deze les

                                                         Doel
Je kunt feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen.

                                                    Planning
Uitleg + controle
Zelfstandig werken
Nakijken + terugvragen lesdoel
Toets plannen

Deze les

                                                         Doel
Je kunt feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen.

                                                    Waarom leer je dit?

1. Je begrijpt een tekst beter.
2. Je kunt beter je eigen mening formuleren.
3. Je kunt gemakkelijker beoordelen of informatie betrouwbaar is. 
   

  

Uitleg

1. Feit = waar of niet waar (je kunt het controleren)
2. Mening / standpunt = wat je van iets vindt (eens/oneens)
   
3. Argument = waarom je iets vindt.
   
   Roeien is een mooiere sport dan zeilen, omdat bij roeien de sporters veel harder moeten werken om vooruit te komen
    
   

Volleybal is een moeilijke sport.

1. Feit
2. Mening

Mensen hebben drie paar ogen.

1. Feit
2. Mening

Mijn vader vindt gamen stom.

1. Feit
2. Mening

Zelfstandig werken

Maak opdr. 2 en opdr. 3 (blz. 134).
Vraag 3 (woordbetekenissen) mag je overslaan.

Opdr. 2 = straks bespreken
Opdr. 3 = huiswerk

Afspraken
1. Overleggen? Zachtjes!

2. Je blijft op je plek.

3. Je bent bezig met de opdracht.

Terugvragen lesdoelen

Het is geen lekker weer vandaag. Het is namelijk veel te koud.

Toets lezen H3 en H4

Leren: theorie blz. 91 en 133

Toets: woensdag 14 februari 6e uur