breuken en kommagetallen

Studiemeter
Breuken en decimalen 
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1,4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Studiemeter
Breuken en decimalen 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
* Je kunt een breuk omreken naar een decimaal getal
* Je kunt een decimaal getal omrekenen naar een breuk

Slide 2 - Diapositive

Kommagetallen (decimalen)
Je kunt getallen hebben met 1 of 2 of 3 of een oneindige reeks getallen achter de komma. Dat zijn decimale getallen.
Een getal achter de komma is hetzelfde als een tiende deel.
1,2 = een twee/tiende
Twee getallen achtter de komma is hetzelfde als een honderdste deel.
1,25 = een vijfentwintig/honderdste
Drie getallen achter de komma is hetzelfde als een duizendste deel.
1,255 = een tweehonderdvijfenvijftig/duizendste

Slide 3 - Diapositive

Van breuken naar decimalen
Als je van een breuk een decimaal wilt maken, moet je zorgen dat de noemer van de breuk  een veelvoud van tien wordt (10, 100, 1000, 10.000, etc)
je mag in een breuk altijd het bovenste getal (de teller) en het onderste getal (de noemer) met hetzelfde cijfer vermenigvuldigen en dan blijft de waarde gelijk. 1/2 = 2/4 = 3/6 = 5/10 = 10/20 =50/100 is de helft.
1/25 = 4/100 (noemer en teller vermenigvuldigen met 4)
4/100 = 0,04 (twee getallen achter de komma betekent vier/honderdste deel)
3/5 = 6/10 = 0,6 (1 getal achter de komma betekent zes/tiende deel)
1/8 = 125/1000 = 0,125 (3 getallen achter de komma is 125 duizendste deel)

Slide 4 - Diapositive

Stap 1 van breuk naar decimaal 

Reken de breuk om naar tienden (0,1) of honderdsten (0,10)
1                        25
-    x  25 =         -
4                       100 

Slide 5 - Diapositive

Stap 2 van breuk naar decimaal 
Schrijf de breuk op als decimaal getal.
Als je de breuk uitspreekt, kun je horen welk decimaal getal je moet schrijven...
 25                                          
   -     = 0,25                                        
 100                                                 

Slide 6 - Diapositive

Schrijf 3/20 als een kommagetal
A
0,3
B
0,03
C
0,60
D
0,15

Slide 7 - Quiz

Schrijf 4/250 als een kommagetal
A
0,16
B
0,016
C
0,40
D
0,04

Slide 8 - Quiz

Omrekenen van decimalen naar breuken
Bij een decimaal betekent 1 cijfer achter de komma altijd een tiende deel. 0,1 = 1/10      0,2 = 2/10 
2/10 kun je vereenvoudigen tot 1/5 omdat je de teller en de noemer van een breuk altijd mag delen door hetzelfde getal om de breuk gemakkelijker te maken.
Bij een decimaal betekent 2 cijfers achter de komma altijd een honderdste deel. 0,25 = 25/100 = 1/4

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

0,60 als breuk
A
2/3
B
3/5
C
3/4
D
2/5

Slide 11 - Quiz