7.2 Energie

Vandaag: Hoeveel energierijke stoffen heb je nodig?
Leerdoelen
Checkvragen
Uitleg met opdrachtjes
Opdrachten uit boek maken
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vandaag: Hoeveel energierijke stoffen heb je nodig?
Leerdoelen
Checkvragen
Uitleg met opdrachtjes
Opdrachten uit boek maken

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Na deze les, kun je:
  • Uitleggen waarvoor je lichaam energie nodig heeft
  • Benoemen uit welke voedingsstoffen die energie gehaald wordt
  • Kilojoule omrekenen naar kilocalorie en andersom
  • Uitleggen hoeveel energie een persoon nodig heeft
  • Het BMI gebruiken om te bepalen of iemand een gezond gewicht heeft

Slide 2 - Diapositive

Welke drie dingen bepalen je eetgewoonten?

Slide 3 - Question ouverte

Welke drie functies kunnen voedingsstoffen hebben?

Slide 4 - Question ouverte

Welke functie(s) hebben eiwitten?
A
Energierijke stoffen
B
Bouwstoffen
C
Beschermende stoffen
D
Allemaal

Slide 5 - Quiz

Welke functie(s) hebben vitaminen?
A
Energierijke stoffen
B
Bouwstoffen
C
Beschermende stoffen
D
Allemaal

Slide 6 - Quiz

Waar of niet waar? Pindakaas is een voedingsstof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar? Voedingsvezels zorgen voor een goede darmwerking
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Bij welk vak van de schijf van vijf hoort volkoren pasta?
A
Vak 1 Groente en fruit
B
Vak 3 Smeer- en bereidingsvetten
C
Vak 4 Brood, graanproducten en aardappelen
D
Bij geen enkel vak

Slide 9 - Quiz

Bij welk vak van de schijf van vijf hoort een stuk cake?
A
Vak 2 Smeer- en bereidingsvetten
B
Vak 3 Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei
C
Vak 4 Brood, graanproducten en aardappelen
D
Bij geen enkel vak

Slide 10 - Quiz

Hoe vermenigvuldigen schimmels zich? (Vul 1 woord in)

Slide 11 - Question ouverte

Hoe is dit voedingsmiddel geconserveerd?
A
Door verhitten
B
Door zuur toe te voegen
C
Door het te drogen
D
Door het vacuüm te verpakken

Slide 12 - Quiz

Hoe is dit voedingsmiddel geconserveerd?
A
Door verhitten
B
Door zout en suiker toe te voegen
C
Door het te drogen
D
Door het in een speciaal gas te verpakken

Slide 13 - Quiz

Waarvoor heb je energie nodig?
  • Beweging: hart, organen, skeletspieren
  • Maken stoffen: hormonen, antistoffen, verteringssappen, nieuwe cellen
  • Vervoeren stoffen: van cel naar cel, binnen de cel, binnen een orgaan of weefsel

Slide 14 - Diapositive

Waar haal je energie uit?
  • Uit de energierijke stoffen in je voedsel!
Wat waren die ook al weer?
  • De hoeveelheid energie in eten wordt gemeten in kilojoule of kilocalorie
  • 1 kcal=4,2 kilojoule

Slide 15 - Diapositive

Bron 3: welke energierijke stoffen zitten in dit voedingsmiddel?

Slide 16 - Question ouverte

Bron 3: Hoeveel energie levert een glas (150 g) van dit voedingsmiddel? Geef je antwoord in kJ en in kcal.

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Vidéo

Waar ligt het aan hoeveel energie je nodig hebt?

Slide 19 - Question ouverte

Wie gebruikt de meeste energie per dag?
A
Man met zwaar werk
B
Man gemiddeld
C
Vrouw borstvoeding geven
D
Jongen 11-15 jaar

Slide 20 - Quiz

Hoe komt dat?

Slide 21 - Question ouverte

Wie gebruikt er meer energierijke stoffen, een kind van 2 of een kind van 8? Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Question ouverte

Ook als je slaapt gebruik je zo'n 3 kJ per minuut. Waarvoor heeft je lichaam die energie nodig? Noem twee dingen.

Slide 23 - Question ouverte

Hoe weet je of je gewicht gezond is?
  • Alle energie uit je voedsel die je niet gebruikt, wordt opgeslagen.
  • Als je te weinig energie binnenkrijgt, val je af, als je te veel energie binnenkrijgt, kom je aan.
  • BMI

Slide 24 - Diapositive

Huiswerk
Lees 7.2 t/m Hoeveel energie heb je nodig? En maak 7.2 opdrachten 3, 4, 7, 8, 9. Kijk vorig huiswerk na.

Slide 25 - Diapositive