Oefentoets 2024

Planning
Oefentoets
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Planning
Oefentoets

Slide 1 - Diapositive

Een zichtbare eigenschap maakt deel uit van het fenotype van een organisme.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

In een baarmoedercel van een vrouw komen de genen enkelvoudig voor.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Bij de ziekte astma zijn de luchtwegen vernauwd, onder andere doordat spiercellen in de wand van de luchtwegen zich samentrekken. De ziekte astma is mede erfelijk bepaald.

Bij iemand die aan astma lijdt, bevindt het erfelijke materiaal voor astma zich alleen in de spiercellen van de luchtwegen.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Geslachtschromosomen komen alleen voor in de kern van geslachtscellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

In een eicel van een vrouw kan een Y-chromosoom voorkomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Heterozygoot betekent dat het genenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee ongelijke genen.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Bij een organisme dat heterozygoot is voor een bepaalde eigenschap komt het dominante gen tot uiting in het fenotype.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Wanneer twee ongelijke genen van een genenpaar even sterk tot uiting komen in het fenotype heeft dit organisme een intermediair fenotype voor deze eigenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Van een ouderpaar heeft de man dikke lippen en de vrouw dunne lippen. De man is heterozygoot voor de lipdikte, de vrouw homozygoot. Een zaadcel van de man bevrucht de eicel van de vrouw.
Welke twee schema's van de afbeelding kunnen deze bevruchting juist weergeven?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 4

Slide 10 - Quiz

Alex wil witte konijnen fokken. Bij konijnen wordt een witte vacht bepaald door een recessief gen (r). Alex heeft de beschikking over twee mannetjes. Stamper (RR) en Stoffel (Rr). En twee vrouwtjes. Knabbel (rr) en Knuffel (Rr)

Welke konijnen moet Alex laten paren om de kans op witte nakomelingen zo groot mogelijk te laten zijn?
A
Stoffel en Knabbel
B
Stoffel met Knuffel
C
Stamper met Knabbel
D
Stamper met Knuffel

Slide 11 - Quiz

FH is een erfelijke ziekte die het gevolg is van een mutatie in een bepaald gen. FH-patiënten hebben meestal van een van beide ouders het gemuteerde gen geerfd en zijn heterozygoot. De kans om van beide ouders een gemuteerd gen te erven, is zeer klein. De kinderen sterven zeer jong. Peter is heterozygoot voor het FH-gen. Hana heeft de ziekte niet en is homozygoot recessief.
Hoe groot is de kans dat ene kind van Peter en Hana de ziekte FH krijgt?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 12 - Quiz

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 13 - Quiz

Oefenen: Kruisingsschema nr. 1

Het gen voor een normale sinaasappel is dominant over het gen voor navelsinaasappel

a. Een sinaasappel heeft genotype Bb. Is het dan een normale sinaasappel of een navelsinaasappel?

b. Geef het genotype van een navelsinaasappel

c. Een homozygote gewone sinaasappel wordt gekruist met een navelsinaasappel. 
    Hoe zien de genotypen van de nakomelingen er uit?

d. Je gaat de nakomelingen onderling weer kruisen.
     Hoeveel % van de nakomelingen zijn gewone sinaasappelen?

Slide 14 - Diapositive

Oefenen: Kruisingsschema nr. 2
Het gen voor de paarse bloemen is Dominant over het gen voor witte bloemen.

Een tuinder kruist paarse bloemen die homozygoot zijn voor de bloemkleur met witte bloemen. 
Gebruik de letter R en r.

a. Wat zijn de genotypen van de ouders?

b. Maak een kruisingsschema

c. Wat is het genotype van F1?

d. Hoeveel procent is er aanwezig van dit genotype?

e. Wat is het fenotype (Welke kleur heeft de bloem)?

Slide 15 - Diapositive

Oefenen: Kruisingsschema nr. 3
Bij cavia’s is het gen voor zwarte vacht dominant over het gen voor witte vacht.

Een witte cavia paart met een zwarte heterozygote cavia.

a. Schrijf de genotypen van de ouders op

b. Maak een kruisingsschema.

c. Hoeveel % van de kinderen is wit?

d. Hoeveel % is homozygoot?

Slide 16 - Diapositive

Oefenen: Kruisingsschema nr. 4
In de meeste kruisingen is het genotype gegeven. 
In de volgende gevallen is dat niet zo en moet je 'terug redeneren'.

Een man en een vrouw die beide bruine ogen hebben krijgen kinderen met blauwe ogen (gebruik de letters A en a).

a. Maak een kruisingsschema en leg uit hoe bovenstaande kan. 
b. Hoe groot is de kans dat een kind van deze ouders bruine ogen heeft?

Slide 17 - Diapositive

Oefenen: Kruisingsschema nr. 5
Het gen voor doornloosheid bij rozen is recessief.

Na een kruising (P = ouders) van 2 rozen hebben alle rozen doorns.
Als deze rozen (kinderen F1 ) onderling weer gekruist worden blijken er echter doornloze rozen te ontstaan.

a. Wat moet het genotype van de ouders zijn?

b. Hoeveel % rozen met doornen verwacht je?

Slide 18 - Diapositive

Extra oefening: kruisingsschema
Opdracht A
Gebruik de letters A en a.
Een heterozygote fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam.  

Maak een kruisingsschema zoals je dat geleerd hebt. 
Geef de verhoudingen van F1 aan en trek conclusies.

Slide 19 - Diapositive

Extra oefening kruisingsschema
Antwoord
A
Opdracht 
meerkeuze

Slide 20 - Diapositive

Extra oefening Kruisingsschema
Opdracht B (meerkeuze)
Bij een bepaalde plantensoort wordt de bloemkleur door 1 gen bepaald. Zelfbestuiving van een plant met witte bloemen levert steeds zaden waaruit zich planten ontwikkelen met eveneens witte bloemen.

A Doordat deze plant homozygoot is voor de bloemkleur
B Doordat deze plant heterozygoot is voor de bloemkleur
C Doordat het gen voor witte bloemen dominant is
D Doordat het gen voor paarse bloemen dominant is
Antwoord
A: Homozygoot

Slide 21 - Diapositive

vraag 8-6

Slide 22 - Diapositive

Karel en Maartje willen graag een kind, en van tevoren graag weten hoe groot de kans is dat het kind rood haar (h) EN groene ogen (o) krijgt. Maartje is heterozygoot voor beide eigenschappen, Karel heeft rood haar en groene ogen. Hoe groot is de kans dat kun kind groene ogen en een rode haarkleur krijgt?

Slide 23 - Question ouverte