Formuleren H3 - signaalwoorden

Welkom HA1A!
Ga rustig zitten,
pak je spullen.
Telefoon op stil & in je tas.
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom HA1A!
Ga rustig zitten,
pak je spullen.
Telefoon op stil & in je tas.

Slide 1 - Diapositive

DOEL
  • Ik kan signaalwoorden gebruiken om verbanden tussen zinnen aan te geven. (formuleren H3)

TOETS woensdag 1 juni:
Formuleren H3 en H4

Wat gaan we doen? (40 min)
  1. Leesboek                                                     (10 min)
  2. Startopdracht                                            (5 min)
  3. Uitleg signaalwoorden                          (5 min)
  4. Maken + nakijken blz. 92-93               (10 min)
  5. Doel bereikt?                                              (5 min)



Slide 2 - Diapositive

zinnen verbinden
Ik kleed me mooi aan. Ik ga naar een feest.
timer
2:00

Slide 3 - Diapositive

 Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! 
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 4 - Diapositive

maak opdr. 1 en 3 - blz. 92-93

Klaar? Maak opdr. 5, blz. 257
timer
1:00

Slide 5 - Diapositive

Antw. opdr. 1
  1. oorzaak-gevolg; daardoor
  2. toelichting (voorbeeld); zoals
  3. reden; namelijk
  4. tijd (chronologie); vroeger, nu
  5.  voorwaarde; als
  6. opsomming; ook

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Maak opdracht 5, blz. 257
Noteer alleen de signaalwoorden. We kijken samen na. 
Klaar? 
1. Lees de theorie over verwijswoorden (blz. 257)
2. Maak opdracht 6 en 7 (blz. 257)
timer
5:00

Slide 8 - Diapositive

antw. opdr. 5, blz. 257
  1. want 
  2. hoewel 
  3. omdat
  4. maar 
  5. zoals, en
  6. daardoor 
  7. dus 

Slide 9 - Diapositive

Doel bereikt?
Welk woord is géén signaalwoord?
want - en - dus - die

BONUS: Welk verband geeft het signaalwoord 'maar' aan?

Slide 10 - Diapositive