Rekenen met tijd en snelheid

Rekenen met tijd en snelheid
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
MBO

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Rekenen met tijd en snelheid

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen minuten, uren en seconden omrekenen

Slide 2 - Diapositive

Dit leerdoel is belangrijk om aan het begin van de les te communiceren, zodat de leerlingen weten wat ze aan het eind van de les moeten kunnen.
Wat weet je al over tijd en snelheid?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is tijd?
Tijd is een meeteenheid die aangeeft hoe lang iets duurt

Slide 4 - Diapositive

Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van tijdsmeting, zoals het meten van hoe lang het duurt om naar school te gaan.
Uren omzetten in minuten
1 uur = 60 minuten

Slide 5 - Diapositive

Laat de leerlingen voorbeelden geven van situaties waarin het handig is om uren om te zetten in minuten, bijvoorbeeld bij het plannen van een activiteit.
Minuten omzetten in uren
1 minuut = 0,0167 uur

Slide 6 - Diapositive

Laat de leerlingen oefenen met het omzetten van minuten naar uren en omgekeerd.
Seconden omzetten in minuten
1 minuut = 60 seconden

Slide 7 - Diapositive

Laat de leerlingen voorbeelden geven van situaties waarin het handig is om seconden om te zetten in minuten, bijvoorbeeld bij het meten van de duur van een liedje.
Minuten omzetten in seconden
1 seconde = 0,0167 minuut

Slide 8 - Diapositive

Laat de leerlingen oefenen met het omzetten van minuten naar seconden en omgekeerd.
Wat is snelheid?
Snelheid is de afstand die wordt afgelegd in een bepaalde tijd

Slide 9 - Diapositive

Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van situaties waarin snelheid wordt gemeten, zoals bij het rijden van een auto.
Snelheid berekenen
Snelheid = afstand / tijd

Slide 10 - Diapositive

Laat de leerlingen oefenen met het berekenen van snelheid aan de hand van voorbeelden.
Afstand berekenen
Afstand = snelheid x tijd

Slide 11 - Diapositive

Laat de leerlingen oefenen met het berekenen van afstand aan de hand van voorbeelden.
Tijd berekenen
Tijd = afstand / snelheid

Slide 12 - Diapositive

Laat de leerlingen oefenen met het berekenen van tijd aan de hand van voorbeelden.
Klassikale opdracht
De leerlingen maken een aantal sommen waarbij ze minuten, uren en seconden moeten omrekenen

Slide 13 - Diapositive

Geef de leerlingen de opdracht om in tweetallen of individueel een aantal sommen te maken en loop rond om te begeleiden en vragen te beantwoorden.
Zelfstandig werken
De leerlingen maken individueel een aantal sommen waarbij ze snelheid, afstand en tijd moeten berekenen

Slide 14 - Diapositive

Geef de leerlingen de opdracht om individueel een aantal sommen te maken en loop rond om te begeleiden en vragen te beantwoorden.
Samenvatting
Tijd is een meeteenheid die aangeeft hoe lang iets duurt. 1 uur = 60 minuten. Snelheid is de afstand die wordt afgelegd in een bepaalde tijd. Snelheid = afstand / tijd

Slide 15 - Diapositive

Vat de belangrijkste punten van de les samen om de leerlingen te helpen het geleerde te onthouden.
Quiz
De leerlingen beantwoorden vragen over de les om hun begrip te testen

Slide 16 - Diapositive

Stel vragen over de les om te zien of de leerlingen de stof begrijpen.
Veelvoorkomende fouten
Veelvoorkomende fouten zijn bijvoorbeeld het vergeten om de eenheden om te zetten of het vermenigvuldigen van snelheid en afstand in plaats van te delen

Slide 17 - Diapositive

Wijs de leerlingen op veelvoorkomende fouten om ze te helpen deze te vermijden.
Praktijkvoorbeelden
Laat de leerlingen praktijkvoorbeelden bedenken waarbij ze tijd en snelheid moeten berekenen

Slide 18 - Diapositive

Vraag de leerlingen om praktijkvoorbeelden te bedenken waarbij ze de geleerde vaardigheden kunnen toepassen.
Toepassingen in het dagelijks leven
Laat de leerlingen voorbeelden bedenken van situaties waarin het handig is om tijd en snelheid te kunnen berekenen

Slide 19 - Diapositive

Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van situaties waarin het handig is om de vaardigheden die ze hebben geleerd toe te passen.
Evaluatie
Vraag de leerlingen om feedback te geven over de les en hun begrip van het onderwerp

Slide 20 - Diapositive

Evalueer de les door de leerlingen om feedback te vragen over wat ze hebben geleerd en hoe de les kan worden verbeterd.
Bronnen
Geef de leerlingen bronnen waar ze meer kunnen lezen over het onderwerp

Slide 21 - Diapositive

Geef de leerlingen bronnen waar ze meer kunnen lezen over het onderwerp, zoals boeken, artikelen of websites.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.