VORMGEVING KUA: theater en dans analyse

Kunstanalyse
Theater + Dans
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Kunstanalyse
Theater + Dans

Slide 1 - Diapositive

Kunst analyseren: wat doe je dan?
Voor alle disciplines moet je iets kunnen zeggen over:
  • Voorstelling/inhoud: wat is er te zien/horen? Wat is het onderwerp/verhaal/thema/idee/concept?
  • Vormgeving: hoe wordt de voorstelling vormgegeven/afgebeeld door middel van beeld/ dans/spel/muziek/filmtechniek?
  • Materialen/technieken (bij beeldende kunst) of theatervormgeving (bij podiumkunsten): Waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de voorstelling vormgegeven?

Voor alle disciplines moet je de begrippen kennen waarmee je deze onderwerpen kunt beschrijven.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Welke vormen van
theater ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Kunstanalyse - THEATER

Slide 5 - Diapositive

THEATER:
Voorstelling & inhoud
Voorstelling: Wat is er te zien en/of te horen? Wat voor soort theater wordt er uitgevoerd? Bv: teksttoneel, fysiek theater, cabaret, poppenspel, musical, opera of locatietheater.


Inhoud: van veel theaterstukken is het verhaal, gebaseerd op een (historische of eigentijdse) tekst. Romeo en Julia van Shakespeare kan worden uitgevoerd met de oorspronkelijke tekst, maar ook naar een eigentijdse, bewerkte tekst.



Slide 6 - Diapositive

THEATER: 
Inhoud, de-5-W's
  • Wie: de personages. 
  • Wat: het plot, het conflict, de spannings-opbouw (inleiding, opbouw, climax).
  • Waar: de plaats, ruimte, locatie waar de handeling zich afspeelt.
  • Waarom: het motief, de beweegreden van de handeling (bv. waarom wil Romeo niet verder leven zonder Julia, ook al betekent dat zijn dood?). 
  • Wanneer: tijd en tijdsverloop.



Slide 7 - Diapositive

Wat hoort allemaal bij
theatervormgeving?

Slide 8 - Carte mentale

THEATER:
Vormgeving

1. SPELVORMGEVING:
  • Lichaam
  • Stemgebruik
  • Mise-en-scène
  • Speelstijl

2. THEATERVORMGEVING:
  • Belichting
  • Decor
  • Kostuum 
  • Grime & haar
  • Rekwisieten / attributen
  • Geluid / muziek
  • Enscenering / toneelbeeld



Slide 9 - Diapositive

THEATER:
Vormgeving
1. SPELVORMGEVING:
  • Lichaam
  • Stemgebruik
  • Mise-en-scène
  • Speelstijl

2. THEATERVORMGEVING
  • Belichting
  • Decor
  • Kostuum 
  • Grime & haar
  • Rekwisieten / attributen
  • Geluid / muziek
  • Enscenering / toneelbeeld

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Spelvormgeving(1)

  • Lichaam: mimiek / gebaren en bewegingen / lichaamshouding / handelingen

  • Stemgebruik: volume / accent / klankkleur / intonatie / klemtoon / timing




    Slide 12 - Diapositive

    Spelvormgeving (2)

      • Mise-en-scène: de plaatsing, beweging en blikrichtingen van acteurs in het speelvak (vergelijkbaar met choreografie bij dans).

      • Speelstijl: bv. slapstick, melodrama, realistisch, (panto)mime, absurdistisch, overacting, underacting



      Slide 13 - Diapositive

      Lichaam: mimiek / gebaren en bewegingen / lichaamshouding / handelingen

      Slide 14 - Diapositive

      Stemgebruik: dynamiek (volume) / accent / klankkleur / intonatie / klemtoon / timing

      Slide 15 - Diapositive

      Mise-en-scène: de plaatsing, beweging en blikrichtingen van acteurs in het speelvak (vgl. choreografie).

      Slide 16 - Diapositive

      Speelstijl: melodrama, realistisch, over- /underacting, slapstick.

      Welke speelstijl denk je te herkennen?

      Slide 17 - Diapositive

      Oefenvraag
      In Revue Nègre wordt een voor die tijd (1927) stereotiep beeld van ‘de zwarte Amerikaan’ gegeven. Noem drie vormgevingsaspecten van dit stereotiepe beeld. Betrek zowel de video (theater/dans) als het affiche (beeldend) in je antwoord.

      Slide 18 - Diapositive

      Slide 19 - Vidéo

      Noem drie vormgevingsaspecten van dit stereotiepe beeld. Betrek zowel de video (theater) als het affiche (beeldend) in je antwoord.

      Slide 20 - Question ouverte

      Antwoorden
      Strekking antwoord, drie van de volgende:
      • Het bananenrokje (kostuum)
      • Het halfnaakt zijn (kostuum)
      • Wild dansen met de heupen (lichaam)
      • Het dragen van uitbundige sieraden in de vorm van forse kralenkettingen/armbanden/oorbellen (kostuum)
      • Fysieke kenmerken die uitvergroot worden, zoals de dikke rode lippen van de man op het affiche.

      Slide 21 - Diapositive

      Kunstanalyse - DANS

      Slide 22 - Diapositive

      DANS:
      Voorstelling & inhoud
      Voorstelling: Wat voor soort dans? Bv: Hip-hop, klassiek ballet, moderne dans, Jazzdans. Wat voor soort dansvoorstelling? Bv: verhalend romantisch ballet, modern theaterdansstuk, musical, volksdans, dance battle.


      Inhoud: Waar gaat de dansvoorstelling over? Onderwerp, verhaal, thema, idee/concept. Indien verhalend zie de-5-w's  bij theater.



      Slide 23 - Diapositive

      Gezelschapsdans & Theaterdans
      • Gezelschapsdans: nadruk zelf meedoen, beeldt meestal geen verhaal uit. Bv: ballroom, latin, figuurdansen, de macarena, de polonaise, 'dance battle'.

      • Theaterdans: bedacht door een choreograaf, uitgevoerd door professionele dansers, bestemd voor een publiek, beeldt vaker een verhaal uit. Bv: klassiek ballet, moderne dans, showdance.

      Slide 24 - Diapositive

      DANS:
      Vormgeving

      1. DANSVORMGEVING:
      • Ruimte
      • Tijd
      • Kracht
      • Compositie (choreografie)

      2. THEATERVORMGEVING: 
      • Belichting
      • Decor
      • Kostuum 
      • Grime & haar
      • Rekwisieten / attributen
      • Geluid / muziek
      • Enscenering / toneelbeeld



      Slide 25 - Diapositive

      Slide 26 - Vidéo

      Slide 27 - Diapositive

      Ruimte: Richtingen, hoogtelagen, blikrichting, danspatronen/figuren en de combinaties hiervan. 

      Slide 28 - Diapositive

      Tijd: Duur, tempo, maat, ritme en accenten

      Slide 29 - Diapositive

      Kracht: Spanning (tonus), gewicht, aanzet, impuls.

      Slide 30 - Diapositive

      Slide 31 - Diapositive

      Slide 32 - Diapositive

      van het lichaam

      Slide 33 - Diapositive

      Oefenvraag

      Het onderwerp van Lamentation (1930) van Martha Graham is de Grote Depressie (een wereldwijde economische crisis van 1929-1939). Het personage in de dans is een personificatie van het verdriet zelf.
       

      Wat is de invloed van het kostuum op de bewegingen van de danser?

      Slide 34 - Diapositive


      Wat is de invloed van het kostuum op de bewegingen van de danser?

      Slide 35 - Question ouverte

      Antwoord
      Strekking antwoord:

      Het kostuum is een lange koker/buis gemaakt van paarse jersey. De bewegingsvrijheid van de danser wordt hierdoor beperkt. 
      Gevolg voor de dansvormgeving: minder variatie in hoogtelagen en richtingen (element ruimte), spanning is meer zichtbaar (in de stof) (element kracht)

      Slide 36 - Diapositive