Deel 11 - Wat scheelt er?

Deel 11 - Wat scheelt er?
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
OkanSecundair onderwijs

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 240 min

Éléments de cette leçon

Deel 11 - Wat scheelt er?

Slide 1 - Diapositive

bladzijde 182, oefening 1
Je voelt je niet goed. 
Je wil naar de dokter gaan.
Wanneer heeft de dokter SPREEKUUR?
Wanneer moet je een AFSPRAAK maken?
Luister naar de vragen van de leerkracht.

Slide 2 - Diapositive

blz. 182, oef. 2
We nemen de rode, oranje en groene kaarten.

We luisteren een eerste keer naar twee gesprekken.

Wie is meneer Janssens? a, b of c?
Wie is Tom? a, b of c?

Slide 3 - Diapositive

bladzijde 182, oefening 3
Wat is de KLACHT (= het probleem)?

Schrijf de letter van de tekening naast de klacht.

Slide 4 - Diapositive

blz. 184, tweede luisterronde
Wat scheelt er? 
= Wat is het probleem?
= Wat is de klacht?

1. Wat scheelt er met meneer Janssens?
2. Wat scheelt er met Tom? 

Slide 5 - Diapositive

bladzijde 184, oefening 4 + 5
We spelen DOMINO. 
We maken groepjes van VIER leerlingen.
We verdelen de kaarten.
De leerling met START begint. Hij leest de tekst voor.
Wie heeft het kaartje dat hierbij past?

Als je groep klaar is met domino, maak je oefening 5.

Slide 6 - Diapositive

Is het juist (correct) of fout (niet correct)?

Luister naar de leerkracht.

Bij een JUISTE zin steek je het GROENE kaartje in de lucht.
Bij een FOUTE zin steek je het RODE kaartje in de lucht.

Slide 7 - Diapositive

Extra oefening: het lichaam
Luister naar de leerkracht.
Doe wat je leerkracht vraagt.

Slide 8 - Diapositive

extra oefening
Teken wat de leerkracht zegt.


Slide 9 - Diapositive

bladzijde 185, oefening 6
Luister naar de dialogen.

Schrijf bij elke dialoog de letter van de klacht.

Slide 10 - Diapositive

blz. 185, oef. 6
Je krijgt de tekst van de dialogen.
Lees de dialoog eerst per twee voor.
Gebruik daarna de invulteksten.
Let op je intonatie.

Slide 11 - Diapositive

blz. 185, oef. 7
Je krijgt een kaartje met een klacht.
We lopen rond.
Begroet elkaar.
Beantwoord de vraag met de klacht op het kaartje.
Daarna wissel je van kaartje. 
Je spreekt een andere leerling aan.

Slide 12 - Diapositive

bladzijde 186, oefening 8
Dialoog 1
Wat was nu weer de klacht van meneer Janssens? 
We luisteren nog eens. 
Dan luisteren we naar het vervolg (= deel 2).
Wat onderzoekt de dokter bij meneer Janssens?

Slide 13 - Diapositive

bladzijde 186, oefening 8
Dialoog 2
Wat was nu weer de klacht van Tom? 
We luisteren nog eens. 
Dan luisteren we naar het vervolg (= deel 2).
Wat onderzoekt de dokter bij Tom?

Slide 14 - Diapositive

blz. 186, oef. 9
de instructie --> Je moet iets DOEN.

Schrijf de letter van de tekening 
bij de instructie van de dokter.

Slide 15 - Diapositive

blz. 187, oef. 9
We luisteren nog een keer.
Welke instructies geeft de dokter 
aan meneer Janssens?
Welke instructies geeft de dokter aan Tom?

Slide 16 - Diapositive

blz. 187 + 188, oef. 10 + 11
We luisteren naar deel 3 van de gesprekken  
met meneer Janssens en Tom.
We beantwoorden de vragen met de A/B/C-kaartjes.


Slide 17 - Diapositive

blz. 188, oef. 11
We hebben de tekst van deze dialogen.
Lees de dialoog eerst per twee voor.
Gebruik daarna de invulteksten.
Let op je intonatie.

Slide 18 - Diapositive

bladzijde 189-190, oefening 12
Voor wie zijn deze papieren van de dokter?
We lezen.
We beantwoorden de vragen.
(allebei = voor Tom én voor meneer Janssens)

Slide 19 - Diapositive

blz. 191, oef. 13
Dosering van een medicijn
Dosering = hoeveel mag ik innemen?

We lezen de verpakking van NUROFEN.
Beantwoord de vragen.

Slide 20 - Diapositive

blz. 185, oef. 7
Een groep leerlingen is de dokter.
De andere groep leerlingen is de patiënt en krijgt een kaartje.
Elke patiënt gaat naar een dokter.
Hoe gaat het gesprek?

Slide 21 - Diapositive