38 Werkwoorden en ppa

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn de uitgangen van het perfectum?
A
o,s,t,mus,tis,nt
B
bam,bas,bat,bamus,batis,bant
C
i,isti,it,imus,istis,erunt
D
eram,eras,erat,eramus,eratis,erant

Slide 2 - Quiz

Sleep de omschrijving van elke tijd naar de juiste benaming in het Latijn. Sleep bij elke benaming ook 2 voorbeelden in het Latijn.
praesens
imperfectum
perfectum
plusquam-
perfectum
onvoltooid
tegenwoordige tijd
onvoltooid
verleden tijd
voltooid
tegenwoordige tijd
voltooid
verleden tijd
videt
videbat
vidit
viderat
sum
eram
fui
fueram

Slide 3 - Question de remorquage

Opbouw van werkwoorden
Stam + uitgang

Praesensstam voor praesens en imperfectum:
voorbeeld: voca - re => voca-t = hij roept ; voca-bat = hij riep

Perfectumstam voor perfectum en plusquamperfectum:
voorbeeld: vocav - isse => vocav - it = hij heeft geroepen
                                                        vocav - erat = hij had geroepen

Slide 4 - Diapositive

Stam + uitgang
De stam van het werkwoord :
- betekenis 
- pr-stam = praes/imp/fut.
   pf-stam = pf/plqpf/fut.ex

Uitgang van het werkwoord :
-  inf/impera/ind. en pr/ipf/pf/plqpf/fut/fut.ex.
- bij indicativus: welke persoon

Slide 5 - Diapositive

In welke modus staat:
necare
A
indicativus
B
imperativus
C
infinitivus

Slide 6 - Quiz

In welke modus staat:
necaverant
A
indicativus
B
imperativus
C
infinitivus

Slide 7 - Quiz

In welke modus staat:
necabant
A
indicativus
B
imperativus
C
infinitivus

Slide 8 - Quiz

In welke modus staat:
neca
A
indicativus
B
imperativus
C
infinitivus

Slide 9 - Quiz

In welke modus staat:
necavisse
A
indicativus
B
imperativus
C
infinitivus

Slide 10 - Quiz

De infinitivus heeft 2 tijden:
- praesens => op -re
- perfectum => op -isse

Inf pf gebruikt natuurlijk de pf-stam ducere => duxisse, 
esse => fuisse

De infinitivus perfectum is vooral belangrijk in een a.c.i.
Hannibal vult milites per montes ire.
Hannibal wil dat de soldaten over de bergen gaan.

Hannibal volebat milites per montes ire.
Hannibal wilde dat de soldaten over de bergen gingen.

Hannibal volebat milites per montes non isse.
Hannibal wilde dat de soldaten niet over de bergen waren gegaan.

Infinitivus perfectum is altijd eerder gebeurd dan de actie die de persoonsvorm beschrijft.

Slide 11 - Diapositive

Participium
Participium = werkwoord dat zich gedraagt als bijvoeglijk naamwoord.

We kennen al: ppp (= voltooid deelwoord)
Nieuw: ppa (=onvoltooid deelwoord)

Ptc heeft naamvallen
ppp gaat als bonus, bona, bonum
ppa gaat als rex

Slide 12 - Diapositive

Uitgangen voor M/V  en voor O
M/V
-ns
-ntes
-ntis
-ntium
-nti
-ntibus
-ntem
-ntes
-nte
-ntibus
O
-ns
-ntia
-ntis
-ntium
-nti
-ntibus
-ns
-ntia
-nte
-ntibus
Bij onzijdige woorden 
zijn nom. en acc. hetzelfde
en is meervoud op een -a.

Slide 13 - Diapositive

Welk woord is PPA?
Aeneas lacrimans Troiam reliquit.
A
Aeneas
B
lacrimans
C
Troiam
D
reliquit

Slide 14 - Quiz

Over welk woord geeft 'lacrimans' meer informatie?
Aeneas lacrimans Troiam reliquit?
A
Aeneas
B
Troiam
C
reliquit

Slide 15 - Quiz

Welk woord is PPA?
Mercurius Aeneae dormienti aparuit.
A
Mercurius
B
Aeneae
C
dormienti
D
aparuit

Slide 16 - Quiz

Over welk woord geeft 'dormienti' meer informatie?
Mercurius Aeneae dormienti aparuit.
A
Mercurius
B
Aeneae
C
aparuit

Slide 17 - Quiz

Participium vertalen : predicatief
Basis-vertaling in het Nederlands inf + d => huilend , slapend , liggend

Zet je deze vertaling los in de zin, dan is het predicatief (=dubbelverbonden)
=> Aeneas heeft Troje huilend verlaten.

Een andere manier van predicatief vertalen is d.m.v. een bijwoordelijke bijzin => Aeneas heeft Troje verlaten, terwijl hij huilde

Slide 18 - Diapositive

Participium vertalen : bijvoeglijk
Lukt het niet om een participium predicatief te vertalen?
Doe dan alsof het een bijvoeglijk naamwoord is en zet het VOOR het woord waar het meer informatie over geeft =>

De huilende Aeneas heeft Troje verlaten.
Mercurius is verschenen aan slapende Aeneas.

Wat soms mooier is => Aeneas, die huilde, heeft Troje verlaten.  
(= bijvoeglijke bijzin)

Slide 19 - Diapositive

Welk woord is PPA?
Dux milites fortiter pugnantes laudavit.
A
dux
B
milites
C
pugnantes
D
laudavit

Slide 20 - Quiz

Over welk woord geeft 'pugnantes' meer informatie?
Dux milites fortiter pugnantes laudavit.
A
dux
B
milites
C
laudavit
D
fortiter

Slide 21 - Quiz

Vertaal deze zin met PPA. Vertaal het PPA predicatief.
Dux milites fortiter pugnantes laudavit.
Tekst
fortiter = dapper
(bijwoord)

Slide 22 - Question ouverte

Welk woord is PPA?
Iupiter corpus Philemonis ante templum stantis in arborem mutavit.
A
Iupiter
B
Philemonis
C
mutavit
D
stantis

Slide 23 - Quiz

Over welk woord geeft 'stantis' meer informatie?

Iupiter corpus Philemonis ante templum stantis in arborem mutavit.
A
Iupiter
B
corpus
C
Philemonis
D
templum

Slide 24 - Quiz

Vertaal deze zin. Vertaal het PPA predicatief of
bijvoeglijk. Wat vind jij het beste?
Iuppiter corpus Philemonis ante templum stantis
in arborem mutavit.
Philemonis = gen. ev.
de naam is 'Philemon'

Slide 25 - Question ouverte

Oefenen = HB p. 99-106

Slide 26 - Diapositive

Ik kan een PPA herkennen.
Ja
Nee
Vaker wel dan niet

Slide 27 - Sondage

Ik kan aanwijzen over welk woord een PPA meer informatie geeft.
Ja
Nee
Vaker wel dan niet

Slide 28 - Sondage

Het lukt me om een PPA op een goede manier in een vertaling te verwerken.
Ja
Nee
Vaker wel dan niet

Slide 29 - Sondage