vraagwoorden en Sinterklaas

• NT /alfa
• Hoger onderwijs

W - vragen 

wie ? 

wat ?

waar ?

wanneer ? 

WIE ?

= een persoon 

Wie is in de klas?

Wie is de lerares?

WAT ?

= een object 

= een activiteit

WAAR ?

= een plaats

Waar woon jij?

Waar is de school?

Waar is de bib?

WANNEER ?

= een dag, datum, maand

Wanneer verjaar jij?

Wanneer is de kerstvakantie?

HOE ?

= een manier

Hoe kom jij naar de school?

Hoe maak jij soep?

WELKE ?

= een soort

Welke kleur vind jij mooi?

Uit welk land kom jij? 

HOEVEEL ?

= een cijfer, nummer

Hoeveel kinderen heb jij?

Hoeveel deuren zijn er in de klas?

HOE LAAT ?

= het uur

Hoe laat is het?

Hoe laat stopt de les?

Wie is de kleinste van de klas?

1. Kirsten
2. een tafel
3. om 10uur
4. Adile

Waar woont Clarice?

1. op maandag
2. te voet
3. in Humbeek
4. in Congo

Wanneer verjaar jij?

Wat doe je in het weekend?

Wanneer komt Sinterklaas?

Sinterklaas en Zwarte Piet

Sinterklaas is een oude man. Hij heeft een lange witte baard, een rode mantel en een rode mijter. Hij woont in Spanje. 

Hij komt met de boot naar België. Hij zit op een paard, Zwarte Piet helpt hem.

De kinderen zetten een schoen klaar. Ze moeten braaf zijn. Sinterklaas komt om 12 uur 's nachts. Hij brengt chocolade en cadeautjes, door de schoorsteen. 

sssssstttt.... 

Het is een verhaal.

Het is gebaseerd op een oude man uit Myra in Turkije.

Hij was een vriend voor de kinderen. 

Gelooft jouw kind in de Sint?

1. JA
2. NEE