Tenses

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Goals for today
At the end of this lesson: You know the difference between the tenses
You can recognize which tense is used 
Program:
- Explanation
- Lessonup quiz
- Worksheets

Slide 2 - Diapositive

Simple vs. continuous
Wat is het verschil tussen past en present?

Hoe herken je de continuous?

In welke tense heb je zwakke en sterke werkwoorden?


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wanneer gebruik je welke vorm?
Present simple (tt): bij gewoontes, feiten, regelmatigheden (shit-regel)

Present continuous (tt): Wanneer je iets aan het doen bent op het moment zelf
Wanneer je het hebt over toekomstplannen die vast staan


Slide 5 - Diapositive

Wanneer gebruik je welke vorm?
Past simple (vt): bij acties die in het verleden zijn gebeurd en ook in het verleden zijn gestopt

Past continuous (vt): Iets wat aan de gang was voor langere tijd in het verleden (aan het....)


Slide 6 - Diapositive

She was watching TV yesterday
A
Present simple
B
Past simple
C
Present continuous
D
Past continuous

Slide 7 - Quiz

My brother walks to school every day
A
Present simple
B
Past simple
C
Present continuous
D
Past continuous

Slide 8 - Quiz

I am baking a cake right now
A
Present simple
B
Past simple
C
Present continuous
D
Past continuous

Slide 9 - Quiz

He played a game of soccer with his friends last Saturday afternoon
A
Present simple
B
Past simple
C
Present continuous
D
Past continuous

Slide 10 - Quiz

He ate the most delicious pizza ever last week
A
Present simple
B
Past simple
C
Present continuous
D
Past continuous

Slide 11 - Quiz

Signaalwoorden:

Present simple: never, usually, always, often, sometimes

Present continuous: now, right now, at the moment
Past simple: yesterday, last week, last month, last year, a long time ago, in 2009

Past continuous (vaak in combinatie met past simple): while, when, at the same time

Slide 12 - Diapositive

Grammar
Page 123
Exercise: 31

Done? Exercise 32

Slide 13 - Diapositive

Quizlet
Go to: quizlet.live
Fill in the code

Slide 14 - Diapositive