Herhaling Elektriciteit

Een materiaal dat elektriciteit goed kan doorgeven is een
A
geleider
B
isolator
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Een materiaal dat elektriciteit goed kan doorgeven is een
A
geleider
B
isolator

Slide 1 - Quiz


Welke twee stoffen zijn geleiders?
A
glas en lood
B
lood en hout
C
plastic en rubber
D
ijzer en lood

Slide 2 - Quiz


Welke twee stoffen zijn isolatoren?
A
koper en hout
B
koolstof en papier
C
ijzer en aluminium
D
hout en papier

Slide 3 - Quiz


Wat is de functie van een accu?
Een accu...
A
levert de elektrische energie
B
meet de elektrische energie in de stroomkring
C
vervoert de elektrische energie
D
zet de elektrische energie om in warmte

Slide 4 - Quiz


Ampère is de eenheid voor:
A
elektrische energie
B
geleiding
C
stroomsterkte
D
vermogen

Slide 5 - Quiz

Drie batterijen van 9 V worden in serie geschakeld. Deze combinatie levert een spanning van:
A
3 V
B
9 V
C
12 V
D
27 V

Slide 6 - Quiz

Je hebt een lampje van 12 V. Je sluit het aan op een spanning van 3 V.
Wat zal er gebeuren?
A
het lampje zal niet branden
B
het lampje zal zwak branden
C
het lampje zal fel branden
D
het lampje zal doorbranden

Slide 7 - Quiz

Welke bewering over serieschakelingen is waar?
In een serieschakeling:
A
blijven de lampjes branden als er één kapotgaat
B
is de stroomsterkte overal even groot
C
komen vertakkingen voor
D
kun je elk lampje afzonderlijk aan of uit doen

Slide 8 - Quiz


Wat is een schakelschema?
A
Een gesloten stroomkring
B
Een onderbroken stroomkring
C
Een tekening van een schakelaar
D
Een tekening van een schakeling

Slide 9 - Quiz


Welk symbool gebruik je voor een batterij?
A
symbool 1
B
symbool 2
C
symbool 3
D
symbool 4

Slide 10 - Quiz


Je wilt de stroom meten die door alle lampjes gaat.
Op welke 2 plekken zet je de stroommeter?
A
1 en 2
B
2 en 4
C
1 en 6
D
3 en 5

Slide 11 - Quiz


Je draait de middelste lamp los.
De andere twee lampen...
A
blijven branden
B
gaan uit

Slide 12 - Quiz


Wat voor schakeling is dit?
A
serieschakeling
B
parallelschakeling

Slide 13 - Quiz


Reken om:
25 mA =
A
0,025 A
B
25000 A

Slide 14 - Quiz


Reken om:
1,25 A =
A
0,00125 mA
B
1250 mA

Slide 15 - Quiz


Reken om:
425 mA =
A
0,425 A
B
425000 A

Slide 16 - Quiz


Reken om:
0,15 A =
A
0,015 mA
B
150 mA

Slide 17 - Quiz


Wat is de spanning van
de elektriciteit thuis?
A
20.000 V
B
300 V
C
10.000 V
D
230 V

Slide 18 - Quiz


Waaruit bestaat een gesloten stroomkring?
A
spanningsbron-stroomdraden-lamp-
B
spanningsbron-lamp
C
spanningsbron-stroomdraden
D
spanningsbron

Slide 19 - Quiz


Alle drie lampen in deze schakeling branden.
Wat gebeurt er als je lamp B losdraait?
A
Alleen lamp A blijft branden
B
Alleen lamp C blijft branden
C
Lamp A en lamp C blijven branden
D
Lamp A en lamp C gaan uit

Slide 20 - Quiz

Je draait één lamp los.
De andere lampen gaan dan ook uit.
Welke lamp heb je losgedraaid?
A
Lamp A
B
Lamp C
C
Lamp B

Slide 21 - Quiz


Een ampèremeter meet:
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Elektriciteit
D
Energie

Slide 22 - Quiz

6 batterijen van 1,5 V worden op de juiste manier in serie geschakeld.
Dit levert een spanning op van:
A
0 V
B
1,5 V
C
4,5 V
D
9 V

Slide 23 - Quiz


De eenheid van spanning is:
A
Ampère
B
Watt
C
Volt
D
Joule

Slide 24 - Quiz