Celdeling M3

Celdeling
Mavo 3
Hoofdstuk 1, paragraaf 6
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Celdeling
Mavo 3
Hoofdstuk 1, paragraaf 6

Slide 1 - Diapositive

Wat zit er in een celkern?
A
Kernplasma
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Vacuole

Slide 2 - Quiz

Cytoplasma
Kernplasma
Chromosomen
Celmembraan
Kernmembraan

Slide 3 - Question de remorquage

Hoe heten de draden die in je celkern liggen, welke gemaakt zijn van DNA?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is juist?
A
Chromosomen zijn niet erfelijk
B
In je oog zitten andere chromosomen dan in je teen
C
Ieder chromosoom is dubbel

Slide 5 - Quiz

Sleep van klein naar groot
Klein
Groot
DNA
Orgaanstelsel
Cel

Slide 6 - Question de remorquage

Gewone celdeling
Moedercel -> 2 dochtercellen

Slide 7 - Diapositive

Gewone celdeling = MITOSE
in alle lichaamscellen
Precies dezelfde chromosomen als moedercel

Slide 8 - Diapositive

Het doel van mitose:
- Groei organisme
- Oude cellen vervangen 
- Cellen vervangen na een wond

Slide 9 - Diapositive

Welke uitspraak klopt?
Na mitose zijn er:
A
Twee kleine dochtercellen
B
Een grote moedercel en een kleine dochtercel

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Welke uitspraak klopt NIET?
Mitose...
A
gebeurt in je hele lichaam
B
gebeurt niet meer voor bij oude mensen
C
gebeurt bij de genezing van een wond
D
gebeurt veel bij baby's

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

Stap 1: kerndeling
a. verdwijnen kernmembraan
b. kopiëren chromosomen
c. 2 nieuwe kernen

Slide 14 - Diapositive

Stap 2: Celdeling
Moedercel = >2 dochtercellen met eigen kern
Dochtercellen zijn klein
Geen moedercel meer

Slide 15 - Diapositive

Stap 3: plasmagroei

Slide 16 - Diapositive

Wat moet er gebeuren voordat de celdeling begint?

Slide 17 - Question ouverte

Wat moet er gebeuren voor dat de kerndeling kan beginnen?

Slide 18 - Question ouverte

Waarom is plasmagroei belangrijk?

Slide 19 - Question ouverte

Chromosomenparen
46 chromosomen
23 chromosomenparen
Per soort organisme verschillend!

Slide 20 - Diapositive

Katten hebben 38 chromosomen. Hoeveel chromosomenparen hebben ze dan?
A
23
B
19
C
46
D
76

Slide 21 - Quiz

Hoeveel chromosomenparen heeft een zenuwcel? En hoeveel heeft een levercel?
A
Zenuwcel: 23 Levercel: 23
B
Zenuwcel: 23 Levercel: 46
C
Zenuwcel: 46 Levercel: 46
D
Zenuwcel: 46 Levercel: 23

Slide 22 - Quiz

Spiraliseren

Gespiraliseerde chromosomen zijn WEL zichtbaar met de microscoop.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Kopiëren van chromosomen

Slide 25 - Diapositive

Mitose

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Hoeveel chromosomen heeft een mens?
A
23
B
92
C
46

Slide 28 - Quiz

Hoe heet het proces waarbij chromosomen dikke worden?

Slide 29 - Question ouverte

Eerder
Later
Zet op volgorde
Celdeling
Kerndeling
Spiralisatie
Kopiëren van chomosomen
Plasmagroei

Slide 30 - Question de remorquage

Huiswerk
Maak in het werkboek opdr. 24 en 25
Blz. 20
Gebruik je handboek, blz. 21

Slide 31 - Diapositive